POIRRIÉ'S
PERIKELEN
Lelijke ouwe koeien
Vanwege de steeds vaker aan de dag
tredende ouderdomskwaaltjes hebben we
ervoor gekozen om onze vakantie elke
keer in het zelfde hotel in Blanes in
Spanje te vieren. Dat hotel ligt vlak aan
zee, we hoeven alleen maar de weg over
te steken om onze verstijfde botten in de
zon te koesteren. We zakken daar ook
elke keer op de zelfde plaats in elkaar,
een beetje afgezonderd van al die onder
de zonnebrandolie zittende badgasten
die er een genoegen in schijnen te
scheppen om met de voeten op eikaars
handdoek te gaan liggen. Die afzondering
geeft ons ook de gelegenheid om einde
lijk een keer niets te hoeven zeggen of
aanhoren. Gewoon lekker niksen, een
beetje rondkijken en af en toe iets onver
staanbaars mompelen over een onder
werp waar niemand wakker van ligt: dat is
je ware vakantie.
Een belangrijk gegeven is ook dat zich op
steenworpafstand een echt Spaans ter
rasje bevindt dat nauwelijks bezocht
wordt door toeristen, dus hebben we ook
na zonsondergang een plek waar we ons
niet zenuwachtig hoeven te maken. Een
heerlijk oord voor een echt luie vakantie,
kun je wel zeggen. Maar soms ook het
toneel van sensatie en hilariteit. Bijvoor
beeld als de zee een beetje ruw is en er
een flinke branding staat. Kun je je wild
lachen om de buitelingen die sommige
badgasten maken bij het weer aan land
komen. Dit jaar werden we op onze wen
ken bediend. De één na de ander kwam
met de elegantie van een uit z'n even
wicht geraakt nijlpaard op het nogal steil
oplopende kunstmatige strand terecht.
Om vervolgens hijgend naar de strand-
douche te strompelen en handenvol zand
uit het kruis van zwembroek of badpak te
scheppen. Onder de ogen van de vele
zonnebaders natuurlijk, die met grote
belangstelling al dat graaf- en graaiwerk
gadesloegen. Vooral als het een dikke
kerel of fraai geschapen jongedame
betrof. Jammer is wel dat wanneer zoiets
gebeurt, er altijd wel mafkezen zijn die
van een veilige afstand en liefst vanuit
een verdekte opstelling met telelenzen al
dat persoonlijke ongerief menen te moe
ten vereeuwigen. Kunnen ze later de
thuisblijvers laten meegenieten. Maar
goed.
Dit jaar konden we aanschouwen hoe
een ouder echtpaar tijdens het hand in
hand pootje baden onverwacht door een
flinke golf te grazen werd genomen. Dat
gaf een heleboel spektakel, maar geluk
kig liep alles goed af. Toen de twee van
de schrik bekomen waren en alle zand
verwijderd hadden, konden ze er zelfs
een beetje om lachen.
Dat voorval had trouwens wel wat weg
van de vloedgolf van negatieve publiciteit
die afgelopen zomer over ons heen
kwam. Die vloedgolf kwam weliswaar niet
onverwacht, menigeen had hem aan de
horizon kunnen zien aankomen, maar
toen hij er eenmaal was werden we toch
wel verrast door de impact en vooral
verraderlijkheid. Er zat ook wel erg veel
vuil in die golf. Dat vond ook Rinus, de
Indische jongen die met zijn vrouw bij ons
in het hotel zat. Rinus is van mijn leeftijd
en erg aardig, zachtmoedig bijna. Maar
toch weer niet zo zachtmoedig dat je hem
makkelijk in een hoek kunt drijven, in
tegendeel. Als je dat probeert, kan hij je
ongelooflijk cynisch van repliek dienen.
Met het vertederende glimlachje van een
cherubijntje weliswaar, maar toch zo
venijnig dat je van de weeromstuit zelf in
de hoek gaat staan. Rinus is echt van het
ras der onverslaanbaren.
Kort na dat gedoe met dat ouder echt
paar kwam hij naast ons zitten. Heel
voorzichtig, omdat Nel lag te soezen en
hij haar niet wilde storen. Zo is Rinus nou
eenmaal, hij denkt aan alles en iedereen.
'En', vroeg hij met gedempte stem, 'hoe
denk jij over al die nare verhalen over
Westerling en Rawagedeh? Is toch
belachelijk dat ze het allemaal alleen
maar van één kant belichten? Natuurlijk
zijn er destijds afschuwelijke dingen
gebeurd, dat hoef ik je niet te vertellen.
Maar waarom hakken ze met de botte bijl
steeds weer in één en dezelfde boom?'
En zonder mijn antwoord af te wachten:
'Weet je, als ik zo hoor dat zich een re
cordaantal captains of industry in het kiel
zog van het koninklijk bezoek heeft laten
meezuigen en Nederland daar weer heel
goede zaken gaat doen, dan gaan mijn
gedachten onwillekeurig uit naar die nare
berichten. En doen ze me toch een beetje
denken aan de 'welgemeende' veront
schuldigingen van een gewiekste zaken
man, die een verloren klant weer voor
zich probeert te winnen. Het zou me niet
verbazen dat, als ze deze Indonesische
zilvervloot eenmaal hebben weten te
enteren, er daarna ook geen lelijke ouwe
koeien meer uit de koloniale sloot worden
gehaald. Hoeft niet meer'.
Als je met je verstand op nul in de zon ligt
te bakken en plompverloren met zo'n
beladen onderwerp wordt geconfron
teerd, moet je natuurlijk alles eerst op
een rijtje zien te krijgen. Dat lukte me met
veel moeite, maar voordat ik mijn mond
open kon doen stond Rinus op en fluister
de: 'Ach laat maar, laten we er maar over
ophouden. Al dat gepraat helpt toch geen
moer. En misschien heb ik het wel mis. Ik
ga nog even in het water'. Ik zei hem nog
dat zijn botten veel te oud waren voor die
verraderlijke branding, maar dat hielp
niet. Een kwartiertje later kwam Rinus in
een wolk van schuim het steile strand op
getuimeld, bleef daar even verdwaasd zit
ten en rolde toen net zo hard terug het
water in. Zag er toch wel even angstwek
kend uit, maar Rinus wist niet van wijken.
Bij zijn tweede landingspoging keek hij
beter uit. Hij liet zich languit op de rug
van een niet al grote golf meevoeren,
draaide precies op tijd zijn landingsgestel
uit en wandelde het strand op met het air
van een torero die de arena betreedt.
Geweldig, alleen een donderend olé ont
brak er nog aan. Natuurlijk zat iedereen
zich te verkneuteren over weer zo'n
graaivoorstelling bij de stranddouche,
maar niks hoor, Rinus hoefde niet één
zandkorreltje uit zijn zwembroek te halen.
Later, in de eetzaal, vertelde hij hoe dat
kon. 'Gewoon, na die buiteling eerst terug
in zee, dan onderwater katoknja uittrek
ken en pantatnja goed schoonmaken.
Ziet geen mens. Maar dan niet vergeten
katoknja weer aan te trekken natuurlijk',
grijnsde hij.
11