Jan Bommusicus
door Estelle van Bilderbeek
Jan Bom werd in 1914 geboren in
Padang Sidempoean, midden in de jung
le van Sumatra. Vader Bom was een
enthousiast amateurviolist. Hij had altijd
gehoopt dat een van zijn kinderen ooit
ook een instrument zou willen bespelen
en daarom beloofde hij een instrument
voor Jan te kopen zodra ze in Amster
dam waren. De zesjarige Jan koos een
viool.
Terug in Indië verhuisde het gezin naar
Batavia, Jan's moeder hield het niet meer
uit in de jungle van Sumatra. Daar koch
ten ze een hotel in Gangpol, Hotel
Centraal. 'Wij noemden het de straat
achter het huis van de gouverneur-gene
raal', vertelt Jan Bom, 'daar had mijn
moeder een aantal jaren een goed hotel,
er waren honderd kamers. Zij verzorgde
alles en door het contact met andere
mensen, waarmee zij kon praten, kwam
het weer helemaal goed met haar. Zij
wilde nooit meer terug naar de bush-
bush. Dat heb ik met haar gemeen. Ik
hou wel van de natuur, eventjes... dat zit
in haar en mijn bloed. Ik was gek op mijn
moeder en zij hield erg veel van mij'.
De eerste vioollessen kreeg Jan van zijn
vader en het was duidelijk dat hij veel
aanleg voor muziek had. Voor een jon
gen van zijn leeftijd was hij ongelooflijk
volhardend. Nog voordat hij behoorlijk
kon lezen op school, had het notenschrift
al weinig geheimen meer voor hem.
Trouwens, de school vond hij maar bij
zaak. Er werd naarstig naar een
muziekleraar voor hem gezocht.
Indië was cultuurarm in die tijd. Behalve
van buitenlandse muzikanten die op tour
nee waren, was er geen opleiding voor
jonge creatievelingen.
Uiteindelijk kon Jan Bom terecht bij
Naum Shapiro in Soerabaja. Dat was niet
naast de deur. Vader Bom kon in
Modjokerto werk vinden en Jan ging een
maal per week met de trein naar de
beloofde stad.
Over die lessen zegt hij: 'Vanaf mijn der
tiende jaar begon het leven. Het was
hard, heel hard werken.' De lessen
waren een openbaring en de resultaten
opvallend. Als puber werd Jan Bom uit
genodigd de eerste viool te komen spe
len bij fanatieke amateurs, bij trio's, kwar
tetten of wat dies meer zij, bij de high
Jan Bom in Italië
society. Deze mensen kwamen graag bij
een om de sfeer te proeven van de
Europese kamermuziek-huisconcerten.
Jan doubleerde zowat iedere klas op
school en uiteindelijk haalden zijn ouders
hem er maar vanaf. 'Alleen maar muziek.
Dat kan je nu niet meer maken. Ik heb
mezelf verder ontwikkeld, zo'n beetje
self-made man, begrijp je wel?', verklaart
hij.
De lessen in Soerabaja waren duur. Er
was voor hem geen beurs te krijgen van
uit Nederland, ondanks het feit dat zijn
vader Nederlander was en zijn vrouw en
zoontjes Nederlandse onderdanen.
Emolumenten golden niet voor deze
categorie. 'Racisme was er wel, maar dat
besef je niet als je jong bent...'
Lo Vincent, pianist en dirigent in
Soerabaja, deed ook een poging tot her
nieuwde aanvraag, maar ook deze werd
afgewezen. Lo Vincent zette zich in om
overal op Java concerten te geven met
de bedoeling de opbrengst te verzamelen
voor een verdere studie voor de getalen
teerde en hard werkende jongen. Jan
weet nog dat ze optraden in onder ande
re Malang, Modjokerto, Bandoeng en
uiteraard in Soerabaja.
Jan somt ze nog eens op: 'Rodenburg,
Goldberg en Louis Bronsgeest. Die
Nederlanders hebben me geholpen, ze
hadden het door dat ik verder wilde
komen, want nogmaals, er was niks!'
Omstreeks mei 1936 kwam het operage
zelschap van de Milanese Scala op tour
nee door Zuidoost-Azië. Enrico Gonsalis
ontdekte dat Jan een goede en handige
violist was. Hij kon 'a prima vista' van
alles spelen. 'Wil je niet verder met ons
mee? De boot hoef je niet te betalen, die
komt op onze rekening', zo stelde hij
voor.
'Ja, ik wil wel, maar ook om een verdere
opleiding te krijgen, waar moet ik dan
heen?' Hij kon bij de klarinettist van het
Scala-orkest, Piero Baggi, wonen in
Milaan. Jan was nog minderjarig en
moest toestemming van zijn ouders krij
gen. Ze gingen akkoord. Jan verhuisde
naar Milaan en bezocht het conserva
torium, maar was niet tevreden over de
kwaliteit. Het liefst wilde hij bij Carl
Flesch in Berlijn studeren.
Jan studeerde zo'n anderhalf jaar in
Milaan. Hij mocht de Italianen wel, hun
levenswijze deed hem erg aan Indië den
ken. 'Dat losse, dat buitenleven en toch
gedisciplineerd'. Wel merkte hij dat hij
niet erg opschoot, vooral vanwege de
taalbarrière.
Door de Alexander von Humboldt
Stichting kon Jan een beurs voor Berlijn
krijgen, waar hij hoopte eindelijk les te
kunnen krijgen van Carl Flesch. Ik wist
niets van de nazi's daar en dat de joden
weg moesten. Kan je nagaan hoe
onschuldig ik was. Niets interesseerde
me, die hele politiek niet. Alleen maar
dóór - dóórgaan met studeren. Muziek
was mijn wereld. Ze zochten iemand
zoals ik, vertelden ze me later. Iemand
die nooit de mogelijkheid heeft gehad
zich te ontwikkelen. En, ik kwam uit
Nederlands-lndië, een heel ver land. Dus
ik kreeg de beurs.'
Ze vertelden hem niet dat Carl Flesch
inmiddels uit Duitsland naar Amsterdam
was gevlucht. Na een reeks van docen
ten met wie het niet wilde vlotten, kwam
Jan uiteindelijk bij Gustav Havemann
terecht. Bij hem voelde Jan zich eindelijk
senang. Hij heeft het meeste bij hem
geleerd.
Havemann vertelde dat hij samen met
Max Reger voor de tsaar van Rusland
had gespeeld. 'Zo'n leraar, zulke verha
len!' Jan steekt glimmend zijn duim om
hoog, 'djempol!'
13