G
Jan Bom, 1991
Jan ging via Brussel naar Amsterdam en
daar stond hij dan. Wat nu? Eerst onder
dak vinden, het werd Hotel Krasnapolsky.
Hij kende weg noch steg en ook geen
mens, dat dacht hij aanvankelijk. Toen
kwam er een naam naar boven: Wim
Klein, zijn vriend van de lagere school in
Batavia, die later architectuur zou stude
ren. Hij zocht in het telefoonboek naar
architect W. Klein, en daar stond het:
Olympiaplein 10 in Amsterdam! De her
eniging met Wim was overweldigend!
'En toen, plotseling op een dag ontmoet
te ik mijn moeder! Op de Dam, in decem
ber 1949! Het was een prachtige dag, ik
wist niet wat ik moest doen en ging wat
melontjongen. Daar loop ik een oude
vrouw tegemoet, mijn moeder!'
Ze waren elkaar volledig uit het oog ver
loren nadat zij via het Rode Kruis het
doodsbericht van Jan had ontvangen.
Misschien kwam het door de viool die
Jan in Oostenrijk bij de Russische bezet
ters had moeten achterlaten, waarschijn
lijk zat daar een adresboekje bij, per slot
moest de viool ook worden gerechtvaar
digd. Maar zij geloofde het niet. 'Jan is
niet dood. Dat geloof ik niet. Ze weten
niet waar hij is, maar hij is niet dood!'
'Nou mijn moeder had gelijk.'
'Toen ik haar ontmoette, zag ze er héél
mooi uit. Dat grijze haar en die felle don
kere ogen.' Jan's ogen schieten vol bij de
herinnering van dat moment op de Dam
in Amsterdam. Hij ging met zijn moeder
mee naar Haarlem, waar ze een zolder
kamertje huurde. 'Wij vonden een andere
ruimte. Ik woonde met haar, kreeg toen
werk en ging weer ergens anders wonen.
Toen zij later geveld werd door reuma
tiek, ben ik weer bij haar ingetrokken om
haar te verzorgen.'
Aangezien zijn moeder Indisch sprak en
het de vertrouwde taal van zijn jeugd
was, nam hij het gemakshalve over, het
gaf minder aanstoot dan zijn Nederlands
met toen nog een Duits accent.
Zijn moeder had hem geld gegeven voor
een viool: 365,00, het smartegeld van
de Japanse oorlog in Indië, 'de ere
schuld?' Zielsgelukkig ging Jan naar
Védral, een bekende vioolbouwer in Den
Haag waar hij een viool kocht.
De sociaal ambtenaar mocht Jan graag
en regelde een plaats voor Jan in een
Haarlems orkest. Hoewel het een geluk
kige tijd was in Haarlem, en hij het druk
kreeg met solo-uitvoeringen, voelde hij
zich niet zo happy bij het orkest.
Op een keer bij een optreden in Leiden
zat een man uit het Residentieorkest
naast Jan, waar hij inviel voor een zieke.
Het tjöhjokte meteen tussen hen en hij
zei tegen Jan: 'Waarom kom je niet bij
ons spelen?' 'Bij wie?'
'Bij het Residentieorkest in Den Haag.'
'Joh! Dat is veel te goed. Daar hebben ze
toch geen plaats.' Op aandringen van
John Poth solliciteerde hij toch. Hij moest
enkele keren voorspelen en ondanks de
concurrentie werd hij aangenomen.
Het was medio de jaren zestig, de tijd
van vernieuwing. Heel veel eigentijdse
muziek, experimentele muziek en uitwis
seling van beroemde dirigenten en com
ponisten. Onder leiding van Jean
Martinon maakten zij grote tournees naar
Duitsland, Engeland, Italië, Noorwegen,
noem maar op. Ook zes maal naar
Amerika, waarbij een keer al de instru
menten werden gestolen en waardoor ze
wereldnieuws werden. 'Het was de mooi
ste reclame voor het RO', zegt Jan. 'We
werden door alle Amerikaanse orkesten
geholpen en ook toen we terugkwamen
door het Rotterdams orkest en het
Concertgebouworkest Amsterdam, van
wie wij instrumenten kregen. Geweldig
was dat!'
'Ik was gelukkig. Ik bewonderde onze
dirigent, hij heeft ons beroemd gemaakt.'
Toen Van Otterloo veel in Australië zat
werd Piet Veenstra artistiek directeur.
Persoonlijk vond Jan dat de meest inte
ressante tijd. Ze zaten toen in het
Congresgebouw.
Jan heeft daar tot zijn 67ste gespeeld, hij
kreeg twee jaar respijt om zijn 25 dienst
jaren vol te maken. Hij werd in 1981
gepensioneerd, wat niet betekende dat
hij stil is gaan zitten.
Integendeel! Hij bleef viool spelen, gaf
les en studeerde toen eigenlijk voor het
eerst ernstig op Bach. 'Daar moet je naar
toe groeien.'
In 1994 vierden wij Jan's 80ste verjaar
dag. Samen met zijn tweede vrouw
Martha met wie hij heel gelukkig is, reist
en trekt hij. Zij zegt: 'Hij is een echte jan-
krik, hij springt van hot naar her, ik kan
hem soms niet bijhouden.'
Hij heeft een aantal composities gemaakt
voor sopraan en viool en heeft zijn eigen
ensemble met salonmuziek, het Sacher
Ensemble, waar hij geregeld mee
optreedt, o.a. bij Theater Branouil, de
Haagse Kunstkring en andere plaatsen.
Het is een vreugde om hem te zien en te
horen spelen.
Hij musiceert ook nog met een andere
groep, een zangeres en zijn lieve pianis
te, waar hij als in een droom improvise
rend, oude krontjong melodieën uit zijn
viool streelt zoals Nina Bobo, en andere
oude bekenden. Hij noemt zijn groepje
Trassi Pangang!
Meestal op Indische avonden waar de
zaal dan zachtjes mee neuriet, vindt men
Jan dan een wonderman.
In mijn ogen is hij één van die zeldzame
echt gelukkige mensen!
15