Bal masqué in Soerabaja omstreeks 1900 Berekening en uitleg Pasardagen Voor een bal masqué in Soerabaja, omstreeks 1900, hebben de kinderen van de familie Matze zich verkleed in deze prachtige kostuums. Het clown tje links op de foto is Ed Matze, het kerstmannetje - of liever kerstvrouwtje - Helene Matze, de 'Volendamse' Anna Matze en het rechterclowntje is Jopie Matze. (MS) Het systeem van de Pasardagen is geba seerd op de vijf (pasar)dagen Legi, Pahing, Pon, Wagé en Kliwon èn op de gewone benamingen maandag, dinsdag, woensdag et cetera. Aan elke dag wordt een 'pasardaggetal' en een getal beho rend bij de gewone benaming toegekend. Door beide getallen bij elkaar op te tellen kunt u te weten komen of een dag goed of slecht is. De som (minimaal 7 en maximaal 18) heeft namelijk een beteke nis, die hierna vermeld staat. Voorbeeld: U wilt weten of 1 januari een goede of een slechte dag is. U zoekt 1 januari op de kalender op, dat is maandag 4. De pasardag van 1 januari is kliwon 8. Opgeteld vormen 4 8 het getal 12. In het rijtje staat bij 12: kembang (bloem) soekah orang, baik, slamat, dapat maoen- ja. Men kan met mensen omgaan, krijgt zijn zin, goed. Getallen die toegekend zijn aan de Pasardagen: Legi 5 Pahing 9 Pon 7 Kliwon 8 Getallen die toegekend zijn aan de gewo ne benamingen: Maandag (Senen) 4 Dinsdag (Selasa) 3 Woensdag (Rebo) 7 Donderdag (Kemis) 8 Vrijdag (Djumahat) =6 Zaterdag (Saptu) 9 Zondag (Minggu) 5 De som van de twee getallen heeft de volgende betekenis: 7 Boemi ketjil (klein land): koewat, tida takoeten, tida aralan. Sterk, onbevreesd, geen hindernissen. 8 Api ketjil (klein vuur): roesoeh, rewel tjilakah. Drukte, zenuwach tigheid, pech of ongeluk. 9 Angin (wind): lekas, banter, goe- goep, repot. Snel, druk, weinig inhoud. 10 Bagoes (mooi): Pendita senang ati, perkerdjaan baik, satoeran baik. Men voelt zich goed, het werk lukt goed. 11 Sri (titel): besar ati, orang tinggi, koewat, redjeki, tetap. Grootmoe dig, hooggeplaatste personen, sterk, geluk. 12 Kembang (bloem): soekah orang, baik, slamat, dapat maoenja. Men kan met mensen omgaan, krijgt zijn zin, goed. 13 Bintang (ster): ilang barang, pikiran, pekerdjaan, mengaleh. Men verliest iets, zorgen over werk, vergeetach tigheid, veel gepraat, weinig wol. 14 Boelan (maan): moeda ada oen toeng, boelan toea dapat roegi, soe- sah. Twee betekenissen: geluk met nieuwe maan; vervelende drukte en verlies met afnemende maan. 15 Mata hari (zon): panas hati, terang, oentoeng. Warm van hart, helder heid, geluk. 16 Banjoe (water): dingin, senang, sabar. Koel, zich prettig voelend, soepelheid. 17 Boemi besar (groot land): branian, lekas, besar. Zeer sterk, snel moe dig. 18 Api besar (groot vuur): boesoek, bekelai, pikiran, tida baik. Erger dan slecht, bedorven, ruzie en vechten. Wagé 4 44

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1995 | | pagina 44