De Koninëinnebaai
door H. B erkes
Na de busreis door het bloedhete Jakarta
is het een verademing af te dalen naar
het Samudra Beach Hotel aan de
Pelabuhan Ratubaai, ook al is de weg
daarheen nog zo hobbelig en smal.
Behendig stuurt de chauffeur de bus
langs alle obstakels naar onze eindbe
stemming voor vandaag.
Tijdens de vliegreis van Yogya naar de
luchthaven Soekarno-Hatta, en de daar
op volgende busreis naar het zuiden, kon
ik alleen maar denken aan de ontvangst
in de kraton van sultan Hamengku
hoogtepunt van mijn reis.
Opeens hoorde ik zacht roepen:
'Mevrouw, weet u nog wie ik ben?'
Verrast keek ik op en herkende in de
dame van Javaanse adel de gids die ons
's middags begeleid had op onze tour
door Yogya. Het hoogtepunt van deze
schitterende avond was de opvoering van
de Ramayana-dans. Begeleid door het
gamelanorkest dansten een Javaanse
prins en prinses de figuren voor uit de
oosterse mythologie. Sierlijk waren de
bewegingen van handen en voeten, feil
loos gestalte gevend aan het eeuwenou-
komst verdiepte het mysterie van de
tropennacht...
Aangekomen bij het Samudra Beach
Hotel aan de Koninginnebaai, verzame
len we ons in de lounge, waar serveer
sters, gekleed in de exotische kleder
dracht van West-Java, rondgaan met
gekoelde citrusdranken. De hoge long
drink-glazen zijn versierd met een lila
orchidee, waarvan de bloemblaadjes koel
aanvoelen. Het gamelanorkest vult de
lounge met zijn sonore klanken, die door
de openstaande deuren naar buiten zwe
ven en uitwaaieren over de met lotusbloe
men bedekte visvijvers. Het klankenspel
verweeft zich met de geluiden van de
tropennacht tot een ragfijne sluier van
herinneringen uit lang vervlogen dagen.
Gewapend met mijn sleutel stap ik in de
lift en op de tweede verdieping ga ik op
zoek naar mijn kamer. Onhandig sta ik te
morrelen met mijn grote koentjie. Opeens
staat er iemand naast mij, gekleed in een
Buwono X, het culturele hart van het sul
tanaat. De sultan en zijn familieleden
stonden op het bordes van de kraton
gereed om de gasten uit Holland te ont
vangen. De schitterende Javaanse kle
ding en de hoofse omgangsvormen
maakten deze ontvangst voor mij het
26
de godenverhaal. Gracieus schoven de
voetjes van het danseresje haar sleep
weg over de spiegelgladde vloer, die het
licht weerkaatste van de kroonluchters. Er
kwamen enkele kalongs de pendopo bin
nenvliegen, aangetrokken door het wal
mende licht van de flambouwen. Hun
indigoblauwe blouse en dito broek. Hij
heeft veel weg van een bonkige visser op
blote voeten. Hij komt uit een soort kan
toortje gelopen, dicht bij mijn kamer.
Voorzichtig neemt 'de blauwe Engel' de
sleutel uit mijn handen en na enkele
seconden is de deur naar mijn verblijf