door D. Terlaak
O
den. De ML-ers bezochten vrouwenkam
pen en trachtten te weten te komen waar
hun familie zich bevond. In Manilla had
den de Amerikanen ons ook versnaperin
gen gegeven, veel daarvan hadden we
bewaard en dat kwam goed van pas.
Brachten we brood mee van de basis,
dan noemden de kinderen dat 'koek', ze
waren het gewoon niet gewend.
Mijn vriend Han Doeve bezocht de plaats
Polonia, waar een groot aantal auto's
was gedumpt. Hier trof hij een vrachtwa
gen, die er weliswaar niet erg mooi uit
zag, maar die goed bleek te lopen. Het
vehikel droeg ook een naam 'Take it
easy, dear!' Hiermee konden we ons
makkelijker verplaatsen.
Toen de sergeant Chris Hayes met enke
le vrienden er in slaagde om op Tjililitan
een openluchtbioscoop op te zetten,
werden er 's avonds voorstellingen gege
ven, die druk bezocht werden. Onze mili
tairen stonden gewapend op de uitkijk,
voor het geval... Met onze truck werden
vrouwen en meisjes opgehaald en later
weer thuisgebracht. Voor hen was het
een eerste 'uitje' sinds jaren. Er zullen die
dagen wel heel wat 'vaste' contacten zijn
gelegd...
Intussen was iedereen steeds druk op
zoek naar familie. Han Doeve had al vlug
zijn zuster Lien en haar echtgenoot
gevonden en die konden hem verder hel
pen. Ik had het moeilijker, want ik kon
nog geen spoor van mijn vrouw Dien vin
den. Bovendien had ik weinig vrije tijd,
het was bijna altijd vliegen; kwam ik terug
van Semarang of van Bali, dan waren er
al weer orders voor de volgende dag.
Erg leuk was het, wanneer je ingedeeld
werd om kisten, die groot onderhoud had
den ondergaan, vanuit Australië moest
gaan halen. We maakten die tocht via
Biak op Nieuw-Guinea. Soms moest je
met zo'n kist nog eerst van Brisbane naar
Sydney of naar Melbourne gaan voor
orders van het hoofdkwartier. Op een van
die vluchten maakte ik een non-stop trip
mee vanuit Australië rechtstreeks naar
Tjililitan, een sprong over de Indische
Oceaan. Dan ging je eerst naar Alice
Springs, een woestijnplek midden in
Australië, waar je werd volgetankt. Onze
vliegers hadden daar geen moeite mee,
de meesten hadden de voorafgaande
jaren grote ervaring opgedaan en konden
goed navigeren. Ze hadden eerder B-25's
vanuit Californië naar Australië overge
vlogen, over de Stille Oceaan.
Het waren voor ons allen spannende
dagen, er werd je niets gevraagd, je
moest het maar kunnen en daar zorgde
je dan gewoon voor.
Wordt vervolgd
OTJAH
De winters in Nagasaki waren goed koud en de houtwoldekens
die aan de krijgsgevangenen verstrekt waren, namen een hele
tijd om je warm te maken. De meesten hadden er een slaapzak
van gefabriceerd. Nu moet iedere normale man er 's nachts wel
een keer uit om naar de benjo oftewel WC - in Japan niet meer
dan een gat in de grond - te gaan. Dat was echter een hele
onderneming, waarbij je je eerst uitje slaapzak moest zien te
wurmen, de lange koude gang af en dan voorbij de Japanse
schildwacht zien te komen. Deze was soms wel geneigd een
geintje uit te halen ter afwisseling van de koude nachtwacht en
kon met de weerloze gevangen de meest onsportieve dingen
uithalen.
Al dat ongerief bestond praktisch niet voor de enkeling die uit de
dagen dat het KNIL nog een leger was, het grandioze gemak
van een veldfles hadden overgehouden. De veldfles werd
gepromoveerd tot pot de chambre die men veilig onder de
deken kon vullen en daarna zelfs als warme kruik kon gebruiken
tot het ochtendkrieken. Dan werd de kruik bij het wassen gele
digd en voor het volgend gebruik gereed gemaakt. De kruik gaat
echter zo lang te water tot 'ie breekt, nietwaar? In dit geval werd
deze praktijk door de Jap ontdekt en kwam er een verbod op.
En dat was dat.
Het ging een tijdlang goed totdat men van lieverlede dacht dat
de zaak in het vergeetboek was geraakt. Op een kwaaie - voor
ons goeie! - morgen verscheen er weer iemand met een veld
fles die bij de Japanse schildwacht, die zich net aan het einde
van de gang vertoonde en niet meer te omzeilen was, in de fuik
liep. Na het vereiste eerbetoon van de 'stijfstandige buiging'
wilde de man zijn weg vervolgen naar de benjo. De Jap, nog
niet ingeslapen, riep hem terug en eiste, wijzende op de half
onder een handdoek verborgen veldfles, een verklaring waartoe
die diende. De krijgsgevangene, gesticulerend met zijn tanden
borstel, probeerde duidelijk te maken dat hij die fles nodig had
voor zijn ochtendtoilet. De schildwacht accepteerde deze uitleg
niet meteen en wou weten wat er in de fles zat. Vanaf dit ogen
blik werd het toneel door een kier van de opklapramen rondom
door tientallen ogen gevolgd. De Jap bleef voet bij stuk houden
toen zijn slachtoffer met gebaren in gebroken Japans trachtte uit
te leggen dat de inhoud van de fles otjah was, thee waarmee hij
de mond spoelde na het tanden reinigen. De schildwacht
geloofde er kennelijk geen syllabe van en beduidde zijn slacht
offer - die domme horio (krijgsgevangene) - met gebaren om de
waarheid van zijn bewering te staven door een slok uit de fles te
nemen. De pantomime veroorzaakte een onmiddellijk onder
drukte lachexplosie achter de ramen. Zonder een spier van zijn
gezicht te vertrekken zette de gevangene de fles aan de lippen
onder de belangstellende blikken van de wacht. Die scheen
teleurgesteld. Hij stond een ogenblik twijfelend te kijken en ont
rukte de fles aan zijn slachtoffer, ontkurkte de inmiddels weer
gesloten veldfles en rook er om beurten met elk van zijn neus
gaten aan. Besluiteloos stond hij met de fles in zijn handen tot
dat hij tot consternatie van de toeschouwers opeens de fles aan
de mond bracht en een ferme slok scheen te nemen die hij na
enkele seconden doorslikte, zijn hoofd schudde en twijfelend
zei: 'Otjah?... Otjah ka? Otjah nai tohü' (Thee? Is dit thee? Nee
dit is géén thee!!)
Naschrift:
De krijgsgevangene is vrijuit gegaan! De toeschouwers hebben
extra verschoning nodig gehad en er is nimmer vast komen te
staan of Jan, de gevangene, werkelijk een slok heeft genomen.
Proost!
34