«ari
Een reisverslag en een beetje een bedevaart
door Inge Dümpel
IMOGIRI
Op eigen gelegenheid door Indonesië rei
zen is heel avontuurlijk en zeker wanneer
je dat in je eentje doet zoals ik. Aan de
andere kant beperkt het je ook wel als
vrouw-alleen. Eerst dacht ik: 'Ik spreek
de taal en ben toch Indisch.' Maar nee
hoor, je bent net zo goed toerist; en dan
wel nog eentje uit negeri Belanda. Toch
is er verbazing alom. Hé, u spreekt
Indonesisch! Hoe kan dat? Ik ben toch
een kind van hier, antwoord ik dan. In
Surabaya geboren. Een beetje teleurge
steld ben ik wel. Toch had ik het kunnen
weten. Toen ik op de S.M.A. zat (nadat
de H.B.S. was gesloten) merkte ik het al.
Ik behoorde tot de langsten van de klas
en moest achteraan zitten. En wanneer
op zaterdagmorgen de vlag werd gehe
sen op het schoolplein terwijl het
Indonesische volkslied werd gezongen
moest ik vooraan staan. En mijn mond
goed opendoen!
De laatste weken van mijn verblijf had ik
een reisgenoot. Door mij is hij al een
beetje bekend met de Indische cultuur. Ik
had voorgesteld om het grootste deel van
die drie weken in Midden-Java door te
brengen. Daar is tenslotte zoveel te zien
wat cultuur betreft.
De reis van Jakarta naar Bandung begon
al avontuurlijk. Ik had de raad gekregen
om zeer ruim op tijd bij het loket op
Stasiun Gambir te zijn. Dit in verband
met zitplaatsen. Hoezo zitplaatsen, vroeg
ik. Nou, als de zitplaatsen in een wagon
uitverkocht zijn verkopen ze toch nog een
aantal kaartjes. Die mensen moeten dan
staan in de wagon. En wie het eerst
komt, het eerst maalt. Wie geen zitplaats
heeft kunnen bemachtigen gaat gewoon
op de vloer zitten, of op hun bagage of
wat dan ook. Jan en ik stonden als num
mer achttien in de rij. En het schoot maar
niet op. Voor ons stond een Chinees die
zei dat hij even poolshoogte ging nemen.
Hij kwam terug met de mededeling dat er
niemand achter het loket zat. Hij en zijn
vriend moesten op een bepaalde tijd in
Bandung zijn. Hij stelde voor met z'n vie
ren een taxi te nemen. Ik overlegde met
Jan, die absoluut niet begreep hoe dat
allemaal kon zo. Maar ik zei dat we dit
gerust konden doen. Wij gingen ergens
in de buurt naar een taxibedrijf of zoiets.
De twee Chinese heren waren schijnbaar
bekende figuren daar. Want binnen een
kwartier waren wij op weg. In een taxi
waar ze tot op het laatste moment aan
zaten te sleutelen. Ik zei tegen Jan dat
we met deze auto de bergen in moesten.
Hij keek toen wat benauwd. Onderweg
aten we in een Padangs restaurant. Al
die schaaltjes die in no time op tafel
staan. En voor we het wisten was er al
afgerekend en reden we verder. Jan en
ik werden netjes voor het hotel afgezet
dat we van tevoren hadden uitgezocht.
Bij het inchecken ontstond er een klein
misverstand. Ik zei dat ik een éénper
soons kamer wilde. De man keek van
Jan naar mij en fluisterde toen: 'Ja maar
mevrouw, dat is zo sempit!' Sempit bete
kent te smal, te nauw. Dit alles ging in
het Indonesisch en Jan zag aan mijn
gezicht dat ik m'n lach moest inhouden.
Ik stelde de man gerust en zei dat ik twee
éénpersoons kamers wilde. Ah, dat was
beter!
De kamers waren geen succes. Daarom
verhuisden wij de volgende dag naar een
ander hotel met de voor mij vertrouwde
naam: Surabaya. Het waren oorspronke
lijk twee oude huizen, prachtig, met van
die ouderwetse tegels, hoge plafonds,
overal stonden meubels uit de jaren der
tig en aan de zijkant was er een breed,
diep platje. Daar had ik wel eens over
verteld aan Jan en aan mijn zoon. En nu
hij zag hoe dat er uitzag, begreep hij ook
de sfeer die ik probeerde uit te leggen.
Een klein stukje van de wand was nog
betegeld met Delfts-blauwe tegeltjes. Dat
was iets wat Jan de hele verdere reis
door zou merken: een spoor van
Nederlandse voorwerpen, woorden,
namen.
's Morgens in alle vroegte kwam er al
een bamiverkoper langs. 'Bami?', vroeg
Jan. Maar naarmate de reis vorderde at
hij steeds minder brood en steeds meer
lokale lekkernijen als ontbijt.
Natuurlijk zijn we naar de Tankuban
Prahu geweest, deels om het hem te
laten zien, en deels uit jeugdsentiment.
En we zijn 's avonds naar het Savoy
Homann hotel geweest waar je kon luis
teren naar muziek en heerlijke drankjes
kon drinken.
Van Bandung ging het naar Yogyakarta.
Met de trein, eerste klas. En het kostte
niet meer dan Rp. 15.000 per persoon!
De wagon was schoon, zonder overbodi-
éép$P*
ge luxe. Het landschap was adembene
mend mooi. Zoals ik het mij herinnerde.
Aan eten en drinken was onderweg geen
gebrek, want iedereen had wat bij zich.
Een vrouwtje haalde een rantang uit haar
tas en Jan dacht dat er ook nog gekookt
zou worden!
Met een andong (dokkar) reden we van
het station naar het hotelletje dat we had
den uitgezocht. Sober maar schoon. En
je kon er heerlijk eten. Dit was ook een
oud huis. Het was een familiebedrijfje:
moeder kookte, de ene zoon regelde het
hotel en de andere zoon had er een reis-
bureautje.
Een van de tripjes die wij er boekten voor
Rp. 17.000,- per persoon was naar
Gedong Songo. Negen tempels die ver
spreid staan over een aantal heuvels. Ik
had er niet bij stil gestaan dat we in de
bergen waren en ontdekte 's avonds pas
hoe erg ik op sommige plaatsen was ver
brand. Dus zonnebrandcrème is geen
overbodige luxe!
Maar het voornaamste doel voor mij bij
11