O
door C. van Heekeren
koffie. Je krijgt dan een heel groot glas
ijskoude koffie met zoete melk die net zo
smaakt als de ijskoude koffie in Indië
toen. Terwijl in New Orleans veel café
au lait gedronken wordt, net als wij toen
deden in Indië en in Holland, koffie
extract met kokende melk en room
erover, maar dat van ons wel zonder
chicorei. Geheel verschillende delen van
de wereld, Amerika, Zuidoost-Azië,
Europa, maar dezelfde manier van koffie
drinken. We drinken koffie op allerlei
mogelijke en onmogelijke manieren. Van
Turkije komt de hele dikke, mierzoete
koffie in heel kleine kopjes, en van Italië
de espresso en de cappuccino. We heb
ben hier in Ocala twee grote boekwinkels
die elk een koffie café hebben. Je kunt er
met het boek van je keuze zitten lezen en
tezelfdertijd genieten van een kop caffé
latte, caffé espresso, caffé brève, caffé
Americano (allemaal variaties op de
espresso) en mokka. Plus nog andere
koffiedrink variaties waarvan ik de namen
gewoon niet meer onthouden kan, zo
roewet wordt het.
Het stimulerende effect van koffie heeft
ons menigmaal wakker gehouden. In het
kamp stalen we koffie opdat we niet in
slaap zouden vallen als we de wacht
moesten houden, en 's ochtends stal ik
voor mijn moeder een kopje koffie uit de
keuken (wel vermengd met gebrande
jagoeng natuurlijk) opdat ze geen bar
stende hoofdpijn zou krijgen. En hoewel
ik nu allerlei soorten koffie kan drinken
met deftige Franse en Italiaanse namen,
en ze allemaal even lekker vind - ook al
omdat ik niet meer bang hoef te zijn dat
ik, of mijn hersens, in de groei zouden
blijven steken - 's ochtends vroeg neem
ik, net zoals ik het mijn vader altijd zag
doen, nog altijd dat eerste voorzichtige
slokje uit een grote dampende kop koffie
toebroek, ahhhh... lekker, echt goden
drank onze cup of Java. En dan kan de
dag beginnen.
Juul Lentze
The New Encyclopaedia Britannica,
15th ed„ Vol. 14, pag. 737 e.v., 1986.
G.F.E. Gonggrijp, Geïllustreerde
Encyclopaedie van Nederlandsch-lndiè
1934, pag. 669.
S I E B E
Siebe Brouwer was de jong
ste in ons kamp hoog in de
bergen van Atjeh. Hij was
zó van de schoolbanken in
het leger gegaan en was al
gauw aangewezen als verp
leger. De uitstraling van een persoonlijk
heid is niet te verklaren, maar hij was zo
innemend dat hij in zekere zin de lieveling
van het kamp was. Nu klinkt dat een
beetje of hij een 'zacht ei' was, maar dat
was bepaald niet het geval, want al op
onze marteltocht naar boven, waarbij hij
behalve zijn eigen bagage ook nog een
deel van de schaarse verband- en
geneesmiddelen droeg, had hij ook af en
toe nog de bagage gedragen van men
sen die het niet meer volhielden. En toen
hij in het bergkamp een nogal bevoor
rechte positie kreeg als assistent van de
kampdokter, bleek hij een kampioen te
zijn in het smokkelen van etenswaren
(wat levensgevaarlijk was) die hij niet
voor een handeltje gebruikte zoals de
meeste smokkelaars deden, maar voor
de zieken en voor het gehele kamp.
Omdat hij meestal in het kamp bleef als
de anderen aan de weg gingen werken
had hij ook nog wel eens contact met
onze wonderlijke Japanse commandant
luitenant Miura, die ik in mijn boek Het
pannetje van Oliemans beschreef.
Pas jaren na de oorlog zag ik Siebe
terug. Ik had niet ven/vacht dat hij het erg
ver zou hebben gebracht. Een altruïst als
hij, met een onderbroken H B S. oplei
ding, had in het ambtelijke niet veel kans
en zeker niet in het harde zakenleven.
Maar het tegendeel was waar: hij had
een topfunctie in het zakenleven en was
nog even plezierig, warm en open als in
die ellendige, maar onvergetelijke jaren.
Nog weer jaren later moest hij als direc
teur van een zeer groot bedrijf een
zakenreis naar Japan maken waarbij hij
een innemende, goed Engels sprekende
Japanner als tolk en begeleider kreeg.
Tijdens de vele lange reizen hadden die
twee mensen natuurlijk veel contact en
zo vertelde Siebe dat hij krijgsgevangene
was geweest en dat hij nogal veel contact
had gehad met de Japanse commandant,
Miura, die waarschijnlijk in Kyoto zou
wonen. Hij voegde daaraan toe, meer als
gedachte dan als wens, dat hij Miura best
eens zou willen zien.
De volgende dag kwam de Japanner
stralend bij Siebe en vertelde, dat hij
Miura had gevonden en dat hij voor die
dag een afspraak had gemaakt. Maar dat
was onmogelijk: Siebe was hier voor zijn
maatschappij en niet voor zijn plezier. Hij
had bovendien die dag een belangrijke
bespreking op hoog niveau.
Toen hij die avond thuiskwam, lag er een
briefje voor hem: of hij dit en dat nummer
meteen wilde bellen. De telefoon werd
opgenomen door een vrouw die alleen
maar zei: 'I know. Please wait, long wait.'
(Ik weet, wachten alstublieft, lang wach
ten).
Het wachten duurde inderdaad erg lang
en toen klonk een bibberige zwakke stem
'Miura speaking'. Toen Siebe vertelde,
wie hij was, zei de ander met zijn bibber-
stem, dat hij nog wist dat de verpleger
hem had gemasseerd toen hij een aanval
van reumatiek had. Nu was hij er erg
slecht aan toe: zijn ene been was geam
puteerd en hij had net gehoord dat hij nog
maar een korte tijd te leven had. En plot
seling vroeg hij: 'En zegt u mij nu: Ben ik
zo'n slecht mens geweest? Heb ik jullie
zo slecht behandeld?'
Ik weet niet wat ik tegen die destijds
gehate man had geantwoord, maar Siebe
zei: 'Ach, meneer Miura, we kregen niet
genoeg te eten maar dat lag niet aan u,
want u was afhankelijk wat anderen u
toezonden en van wat er onderweg van
werd gestolen. En de Koreanen sloegen
de gevangenen, maar dat was bij het
werk en daar was u toch niet bij.' Miura
slaakte een zucht van verlichting en zei:
'O dank u, nu kan ik rustig sterven.'
18