De blinde ziener van Ambon Leven en werk van Georg j&verh ard Rumpkius De Mol ukse natuur In Larike staan wat stenen huisjes rond het fort Rotterdam. Daarvan zijn nu nog slechts de fundamenten over. Larike ligt nogal geïsoleerd en zelfs vandaag de dag nog is het eigenlijk alleen over zee bereikbaar. Op deze afgelegen post in de rimboe is Rumphius de hoogste bestuur der. Hij kwijt zich zorgvuldig van de hem opgedragen taken, maar hij heeft vol doende tijd om zich indringend te verdie pen in de overweldigende en veelvormige tropische vegetatie. Ook de fauna heeft zijn aandacht en verder alles wat in zee leeft. Zijn grote weetgierigheid, zijn obser vatievermogen en zijn natuurlijk gevoel voor systematiek en classificatie komen nu volledig tot hun recht. Voor waarne ming had hij een uitzonderlijk talent. Zo refereert hij, op Ambon als hij wieren ziet, aan wat hem in Portugal aan zeewier was opgevallen. door ir. W. Buijze In Ambon-stad is een gedenkteken herre zen ter ere van Georg Everhard Rumphius (16287-1702). Een identiek monument stond vroeger aan de Oliphantsstraat, of Batoe-Gadjahlaan. Nu wordt die straat Jalan Pattimura genoemd, naar de leider van de opstand op Saparoea in 1817. Aan deze straat kreeg Rumphius in 1666 een stuk grond in bezit om er een 'Botanische Thuyn' aan te leggen. Een geschenk van de VOC voor bewezen diensten. Toen Rumphius in 1702 overleed werd hij in zijn tuin begraven. Een jaar of vijftien later kwam er een monumentje te staan. Toen de Engelsen in het begin van de 19e eeuw Ambon bezetten, moet het graf zijn opengebroken, omdat zij dachten dat er een schat verborgen was. Na terug keer van de Nederlanders liet gouver neur-generaal Van der Capellen in 1824 op die plek een nieuw gedenkteken plaat sen. Dat heeft er gestaan tot in de Tweede Wereldoorlog. Eind jaren veertig was het geheel verdwenen, vermoedelijk door geallieerde bombardementen en latere oorlogshandelingen. Wie was Rumpkius? Het is eigenlijk heel raar dat als je in gezelschap de naam van de bioloog Rumphius noemt, velen je vreemd aankij ken - ook als zij wat meer belezen zijn - omdat zij nog nooit van hem gehoord hebben. De namen Boerhave, Christiaan Huyghens, Van Leeuwenhoek of Simon Stevin kennen de mensen wèl, maar Rumphius klinkt welhaast alleen een enkele bioloog of historicus bekend in de oren. En toch deed Rumphius niet voor hen onder. Rumphius werd vermoedelijk in 1627 of 1628 bij Hanau, niet ver van Frankfurt aan de Main, geboren als Georg Ever- hard Rumf. Zijn vader was bouwkundige en zijn moeder was hoogst waarschijnlijk een Nederlandse. Hanau werd destijds voor de helft bevolkt door Vlamingen en Nederlanders die om geloofsredenen waren uitgeweken. Dit zou verklaren waarom Rumphius voortreffelijk Nederlands schreef zonder germanis men, terwijl zijn stijl lichtvoetiger was dan wat men van het Duits gewend is. Over zijn opleiding is weinig bekend. Van zijn vader leerde hij wiskunde en omdat hij het Latijn goed kende zal hij de G.E. Rumphius. Portret gemaakt door zijn zoon Paulus Augustus Latijnse school hebben bezocht. Het was een levendige, intelligente en evenwichti ge jongen, met een brede belangstelling, goed gemanierd en zeer ondernemend. In 1646 laat hij zich aanwerven als huur ling in Venetiaanse dienst. Maar de groep geronselde mannen wordt naar Texel gebracht. Op het schip De Swarte Raaf wordt evenwel koers gezet naar Recife, het centrum van het toen nog door de Nederlanders bestuurde noordoosten van Brazilië. Slecht weer in de Golf van Biskaje bezorgt het schip averij en bij Portugal gekomen wordt het door de Portugezen overgenomen. Rumphius ver blijft dan tot 1648 of 1649 in Portugal. Daar maakt hij kennis met een andere natuur en hij ziet er de vloten naar Azië en Amerika vertrekken. Dan is hij weer terug in Hanau, waar hij naar alle waar schijnlijkheid medicijnen studeerde en mogelijk een graad behaalde. Maar één ding is zeker, op 26 december 1652 vertrekt Rumphius met het jacht Muijden van Texel naar Indië in dienst van de VOC als militair. Hij zal Europa nimmer meer terugzien. In juni 1653 komt hij aan in Batavia. In die tijd zijn er proble men op Ambon en later in het jaar komt Arnold de Vlamingh van Outshoorn als superintendent van de Molukken naar Batavia om militaire versterkingen te halen. Op 8 november vaart hij weer terug met zes schepen en 500 man. Daaronder bevindt zich ook Georg Rumf, die nog voor het eind van het jaar voet aan wal zet op Ambon, en mee helpt de opstand te onderdrukken. Het monotone verblijf daarna in het garnizoen beviel hem niet zo erg, omdat zijn bekwaamhe den daar niet tot hun recht kwamen. In 1657 wordt hij benoemd tot 'fabryck' ofwel ingenieur. Inmiddels had hij zich bekwaamd in het Maleis en hij stelde een woordenboek samen dat helaas verloren is geraakt. Op zijn verzoek de militaire dienst te veranderen in een burgerlijk ver band met de VOC, krijgt hij gehoor bij de gouverneur van Ambon, Jacob Hustaerdt, die hem had leren waarderen. Deze benoemt hem tot 'onderkoopman' en hij wordt geplaatst in Larike op Ambon. Kennelijk verrichtte hij zijn werk als onderkoopman zeer goed, want in 1660 wordt hij benoemd tot 'opperhooft' en geplaatst op Hila. In 1662 wordt hij daar 'koopman'. Promoties volgen eikaarsnel op. Op Hila woont hij in de schaduw van het door Arnold de Vlamingh van Outshoorn versterkte fort Amsterdam, dat recentelijk, in 1993, volledig in zijn oude luister werd hersteld (zie: Moesson okto ber 1994, p. 26). Rumphius heeft daar van 1660 tot 1670 gewoond. Het waren de vruchtbaarste jaren voor zijn wetenschappelijke onder- 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 19