'Hi?
Am
Prent uit de D' Amboinsche rariteitkamer
zoek. Hij ging erop uit om planten en die
ren in hun eigen omgeving te observeren.
Hij beschrijft niet alleen het uiterlijk, maar
ook het gedrag van dieren, die voor
Europeanen volkomen vreemd zijn. Als
een moderne ecoloog heeft hij oog voor
de samenhang in de natuur. De natuurlij
ke historie werd destijds voornamelijk bin
nenskamers bedreven, met dode, opge
zette dieren en gedroogde planten.
Rumphius' manier van waarnemen en
beschrijven was ongebruikelijk in Europa.
Bovendien gaat hij niet over één nacht ijs.
Als Rumphius iets opschrijft, heeft hij het
eerst vele malen gecontroleerd en zijn
beschrijvingen zijn dan ook zeer accu
raat. Ook vermeldt hij waar hij welke
soorten vond. Rumphius was een van de
eerste biologen die zijn waarnemingen in
het veld deed, onbevooroordeeld bestu
deerde en nauwkeurig natekende en
beschreef wat hij zag. Nooit baseert hij
zijn beschrijving op wat hij slechts van
horen zeggen kent. Hij gaat er zelf op af
en ontleent niets van anderen. Dat is een
groot verschil met dominee Frangois
Valentijn (16607-1727) die er in zijn Oud
en Nieuw Oost-lndiën geen been in zag
uit het werk van anderen over te schrij
ven.
Kruidboek
Op Hila begint Rumphius aan het schrij
ven van zijn Herbarium amboinense
ofwel Het Amboinse kruidboek, waaraan
hij meer dan dertig jaar zal werken en dat
uiteindelijk zal bestaan uit zes dikke
20
delen op folioformaat. Tekst en tekenin
gen zijn aanvankelijk geheel van zijn
hand. In 1670 wordt Rumphius echter
blind (glaucoom) en dan moet hij het
tekenwerk overlaten aan tekenaars die
daarvoor speciaal zijn aangesteld door de
VOC, zoals Van Eijck, Pieter de Ruijter
en Daniël Crul. Ook zijn zoon Paulus
Augustus helpt hem met tekst en tekenin
gen. Het Herbarium werd in 1690 naar
Batavia verzonden. Nadat gouverneur-
generaal Camphuys het geheel had laten
overschrijven en alle tekeningen had
laten copiëren, gingen de originelen in
1692 scheep met de Watertandt.
Ergens ten noordwesten van Portugal
wordt de Watertandt - het vlaggeschip
van de retourvloot - door een Frans schip
in de grond geboord. Rumphius' manu
script verdwijnt in de golven. Camphuys
laat een kopie van de eerdere kopie
maken en stuurt die, met nog drie boeken
met aanvullingen, naar Nederland. In
1697 zijn de boeken alle in Holland en de
Heren Zeventien zijn diep onder de
indruk. Voor publicatie voelen zij niet
zoveel omdat ze bang zijn dat anderen
een, in hun ogen, ongezonde belangstel
ling voor Indië zouden kunnen krijgen. Wij
moeten tot maar liefst 1741 wachten
voordat het eerste deel in druk verschijnt.
Rumphius is dan al 38 jaar dood. Pas in
1757 zijn alle delen klaar.
Rumphius heeft alles steeds alleen moe
ten doen. Hij had geen collega's met wie
hij kon overleggen en hij kon ook geen
werken uit bibliotheken raadplegen. Om
dat probleem enigszins te verzachten
vraagt hij in 1663, als hij nog op Hila zit,
aan de bewindhebbers in Amsterdam of
hij op eigen kosten zich boeken mag
laten toesturen doords. Rulicium. Immers
dienaren van de VOC mogen volgens
voorschrift geen persoonlijke pakketten
versturen of ontvangen. Gelukkig had zijn
renommée toen al de hogere bestuurs-
kringen bereikt en hij krijgt de gevraagde
toestemming mede door steun van gou
verneur-generaal Joan Maetsuyker.
Aan de vele, volstrekt nieuwe soorten die
Rumphius ontdekte en beschreef, gaf hij
namen volgens de binaire-nomenclatuur.
Dat wil zeggen dat de namen die hij gaf
bestonden uit twee woorden; eerst de
geslachtsnaam en daarachter de soort
naam. Dus net zoals Linneus dat later
deed, in de 18e eeuw, bij zijn nu nog
gangbare stelsel voor classificatie.
Rumphius gebruikte daarbij natuurlijk
vaak Maleise woorden.
Rampen
Hoe volhardend Rumphius was, blijkt wel
uit het feit, dat hij zijn werk voortzette ook
nadat hij in 1670 geheel blind was gewor
den. Op 17 december 1674 komen zijn
De kruidnagel. Prent uit het Herbarium
Amboinense
vrouw Susanna en een dochtertje om bij
een zware aardbeving, als zij naar de
optochten kijken ter gelegenheid van het
Chinees Nieuwjaar. Op 11 januari 1687
teistert een grote brand Ambon-stad. De
tekst van het Kruidboek wordt gered,
maar vele tekeningen gaan verloren tesa-
men met de unieke verzamelingen plan
ten, schelpen en boeken die hij uit
Holland had gekregen. Ook wordt er in
1695 in zijn huis ingebroken en de dief
gaat er met een doos met éénenzestig
onvervangbare platen vandoor.
Maatschappelijk klom Rumphius steeds
hoger, hoewel hij geen ambitieuze man
was. Door zijn competentie werd hij de
tweede man van de VOC op Ambon. Het
wel en wee rond zijn hoofdwerk, het
Kruidboek, is exemplarisch voor wat zijn
overige geschriften ten deel zou vallen.
Het lot van zijn andere gesckriften
Een Ambons Dierboek dat Rumphius ook
samenstelde, is geheel verloren geraakt.
Het is zeer waarschijnlijk, dat de al
genoemde Valentijn dat boek in zijn bezit
gehad heeft. Het is zoekgeraakt nadat hij
grote stukken had overgenomen voor zijn
Oud en Nieuw Oost-lndiën.
Een geschrift met de titel Generale
Landbeschrijvingen van het Ambonsch
Gouvernement en wat daaronder begre
pen is, mitsgaders een Summaris Verhael
van de Ternataansche en Portugeesche
Regeeringe en hoe de Nederlanders
eerstmaal daerin gecomen zijn (wat een
lange titel) is nooit uitgegeven. Onze