Aard dominee Valentijn schuwde plagiaat niet. Hij plunderde ook dit manuscript voor zijn eigen boek. Een manuscript met de titel De Historie van Amboina valt zeer in de smaak van de overheid in Batavia. Het blijft echter ter secretarie en wordt niet gedrukt. In de 18e eeuw pronkt Valentijn opnieuw met de veren van Rumphius door te plagiëren uit deze Ambonse geschiedenis. Had hij zich beperkt tot het klakkeloos overschrij ven dan zou dat nog niet eens zo erg geweest zijn. Maar Valentijn stopt er alle maal dingen tussen die hij van horen zeg gen heeft en voegt smeuïge verzinsels toe. Meer zegen rust op D'Amboinsche Rariteitkamer. De ervaring met het Kruidboek had hem geleerd dat het ver standiger was het handschrift niet aan de Heren XVII te sturen. Zijn vriend dr. d'Aquet, burgemeester van Delft, ont vangt het manuscript zonder dat Batavia ervan weet. D'Aquet zag het belang van het boek in en verzorgde een eerste druk. De Rariteitkamer kwam in 1705 van de pers. Rumphius was toen al drie jaar dood. Het boek was direct een groot suc ces, mede dankzij de degelijke wijze waarop het was samengesteld en de vele prachtige illustraties. De eerste twee delen handelen over kreeftachtigen en schelpdieren en het laatste betreft delf stoffen, mineralen en kristallen. Het door Rumphius geschreven Waerachtig Verhael van de Schrickelijke Aerdbeving geeft de gebeurtenissen uit 1674 waarbij onder andere zijn vrouw omkwam. Dit geschrift wordt te Batavia gedrukt en is het enige werk dat tijdens zijn leven werd uitgegeven. Vermaardheid Hoewel vóór 1702 - het jaar van Rumphius' dood - nog geen enkel weten schappelijk werk van hem was uitgege ven, was Rumphius in Europa geen onbekende. Vanuit het verre Ambon onderhield hij een briefwisseling met Leidse hoogleraren en Duitse geleerden. Hoewel de VOC nu niet bepaald een organisatie was voor zuiver wetenschap pelijk onderzoek, telde zij zowel in Nederland als in Indië nogal wat mensen, die wisten wat Rumphius aan weten schappelijk werk verrichtte. Wat hij hun schrijft, maken zij in Europa bekend en daarmee krijgt hij in vakkringen een grote reputatie. De Nederlander Cleijer en de Duitser Mentzel dragen hem op grond van zijn werk, voor tot lid van de illustere keizerlijke academie Naturae Curiosorum in Wenen. In dit college bestond de gewoonte elk lid een Latijnse bijnaam te geven. Vanaf 1681 wordt Rumf, die zich Rumphius ging noemen, ook aangeduid A. cn B. Bootshaak of Duivelsklauw, G. en I). Stompjes, li. tot H. Geplekte cn Gele Krab Prent uit de D'Amboinsche rariteitkamer als Plinius Indicus. Dit naar de Romein Plinius de Oude, geboren te Como en auteur van een 37-delige Historia Naturalis. Plinius kwam om bij de catas trofe die in het jaar 79 Herculanum en Pompei' met gloeiende as bedekte. De internationale erkenning maakte in Nederland en ook bij de VOC diepe indruk. Het zal de bescheiden Rumphius toch veel plezier gedaan hebben. Rumphius was een geboren onderzoe ker, die strikt wetenschappelijk handelde. Daarbij was hij ook helemaal in de ban van de natuur. Maar toch, hij was ook een praktische man. Doordat hij steeds op zoek was naar medicinale eigen schappen van planten - die hij op zichzelf uitprobeerde - wist hij de VOC te overtui gen van het nut van zijn werk. Hij vindt nieuwe kleurstoffen en giftige stoffen. Na onderzoek stelt hij vast dat het ner gens voor nodig is dat muskaatnoten het darmkanaal van de Bandasche Noteneter passeren, voordat ze kunnen ontkiemen. De Bandasche Noteneter is een duiven- soort. Rumphius wijst erop dat juist door deze duif veel schade wordt aangericht in de notentuinen. Ook ontdekt hij dat zwaluwen geen wie ren gebruiken bij het maken van hun (eetbare) vogelnestjes. Een afscheiding door de vogel is daarvoor verantwoorde lijk. Om dat vast te stellen is hij heel sys tematisch en deductief te werk gegaan. Hij maakt ook opmerkingen die ons gek in de oren klinken. Zoals 'dat de Molukkers lui zijn en dat als de Schepper er niet voor gezorgd had dat de gulzige rover van de Djamboe-Bol de zaden verspreidde, er nooit genoeg van die vruchtbomen in de Molukken zouden zijn geweest'. De Molukkers waren te Het bisschoppelijke huis aan de Jalan Pattimura op Ambon. Dit huis staat in de vroegere tuin van Rumphius. Het grafmonument stond vroeger in de tuin links. 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 21