O
beroerd om de bomen uit te zaaien.
Hij vertelt dat hij de schelpen die hij vindt
's nachts bij het fort Amsterdam op een
bank te drogen legt. Maar hij is beteuterd
als bij het opgaan van de zon blijkt, dat
heremietkreeften er met zijn mooie exem
plaren vandoor zijn gegaan. Hun oude,
schamele schelpen lieten ze voor hem
achter.
Rumphius houdt erg van mangistan en
merkt op, dat als een zieke geen trek
meer heeft in deze heerlijke vrucht, zijn
dood niet ver meer kan zijn.
Ook kan hij zich lyrisch uiten. In 1662
moest hij eens naar Banda om daar te
adviseren over de bouw van forten. Ook
daarin was hij bekwaam, zijn vader was
immers bouwkundige en hij zal het een
en ander van hem hebben opgestoken.
Op Neira staan twee forten. Het oudste is
een Portugees fort, dat in 1606 door de
Nederlanders werd ingenomen en vervol
gens omgedoopt tot Nassau. Verder is er
het fort Belgica, dat in 1613 werd
gebouwd. Dat laatste staat op de top van
een heuvel en ziet er feodaal uit door de
vele torens. Ook op Poeloe Ay en Lontoir
zijn kleinere forten. Maar hoe dan ook,
als hij terugvaart, ziet hij kwallen die op
hun rug een velletje hebben in de vorm
van een zeiltje waarmee ze zich door de
wind laten verplaatsen. De zeiltjes zijn als
van kristal met een purper-violet randje
en het dier is doorzichtig groen-blauw. De
gehele dag zeilde hij door een zee die
bedekt was met deze Velela spec, die hij
'Bezaantjes' noemt. Voortgedreven door
een oostenwind, vergezellen zij hem. Een
andere keer zijn het 'Portugese
Oorlogsschepen': kwallen die zich even
zo laten voortblazen. Deze soort Pysalia
spec, is zeer giftig en gevaarlijk voor de
mens. Als hij deze ervaringen heeft, is hij
zo meeslepend opgetogen, dat de lezer
door zijn beschrijvingen wordt meege
voerd.
Rumphius van 1702 tot heden
Op 15 juni 1702 komt er een eind aan het
leven van een man die werken schreef,
die driehonderd jaar later nog steeds
geraadpleegd worden. Moederziel alleen
heeft hij een wetenschappelijk monument
opgericht, met de eenvoudige middelen
waarover hij kon beschikken. Snorkelen
was er toen niet bij en fotograferen even
min. Hij had geen duikapparaat met zuur-
stofflessen. Ook bezat hij geen micro
scoop. Niettemin bedreef hij, in zijn lange
en moeilijke leven op Ambon, pioniersar
beid.
Rumphius was niet de eerste, die in de
tropen systematisch onderzoek naar flora
en fauna deed. Georg Marcgrave (1610-
1644) ging hem voor. Marcgrave was
eveneens van Duitse afkomst en opge-
Het monument voor Rumphius, geplaatst op
8 april 1824. Ontwerp van de kunstschilder
A.A.J. Payen (Foto: V.l. van de Wall)
leid in de botanie. In Leiden studeerde hij
medicijnen, wis- en sterrenkunde. In 1636
vertrok hij in het gevolg van Johan
Maurits van Nassau (1604-1679) naar
Recife. Marcgrave had dezelfde methodi
sche aanpak als Rumphius, maar hij stierf
al zes jaar na zijn aankomst. Zijn werk is
hierdoor nooit van de grond gekomen.
In de 18e eeuw verspreidt de faam van
Rumphius zich in de westerse wereld.
Het Kruidboek wordt in het Latijn vertaald
en in diezelfde eeuw komt er nog een
Duitse vertaling van het tweede deel van
de Rariteitkamer. En daar blijft het dan bij.
Alfred Russel Wallace bestudeerde van
1854 tot 1862 ter plaatse de botanie en
de zoölogie. Wallace ontwikkelde onaf
hankelijk van Darwin ideeën over de
natuurlijke selectie van soorten. Hij is ook
de naamgever van de zogenaamde wal-
lacelijn, een denkbeeldige lijn dwars door
de Indonesische archipel die de schei
ding aangeeft tussen soorten van
Aziatische en van Australische oor
sprong. Hij was een onbevooroordeeld
man, die zich soms zelfs positief uitliet
over het Nederlandse bewind. Zeker voor
een Engelsman zeer opmerkelijk! Hij was
vaak op Ambon en kwam daar in contact
met ontwikkelde mensen, ook natuurhis-
torici. Niettemin noemt hij de naam van
Rumphius nergens in zijn beroemde boek
The Malay Archipelago. Het is tekenend
voor wat er steeds met Rumphius
gebeurt. Overigens is het zeer de moeite
waard Wallaces boek te lezen. Het wordt
telkens herdrukt en is nu nog steeds ver
krijgbaar. In mei 1996 verschijnt bij uitge
verij Atlas een Nederlandse vertaling
onder de titel Het Maleise eilandenrijk.
Rumphius schreef aanvankelijk in het
Latijn, maar toen hij blind werd dicteerde
hij zijn werk in het Nederlands omdat zijn
helpers geen Latijn beheersten. Zijn
proza is daardoor veel levendiger, dan
wanneer hij in het Latijn was blijven
schrijven. Aan de andere kant is het een
handicap voor hen die geen Nederlands
kennen. Een groot deel van de weten
schappelijke wereld kan nog steeds niet
direct kennis nemen van zijn werk, omdat
tot op de dag van vandaag geen enkel
werk van hem in het Engels is vertaald.
Nu is het mij bekend, dat in de Verenigde
Staten gewerkt wordt aan een Engelse
vertaling van de Rariteitkamer, waarbij de
vertaling in het bijzonder wordt gelet op
het bewaren van de levendigheid van
Rumphius' taalgebruik. Een gerenom
meerde universiteit aan de Amerikaanse
Oostkust wil die uitgave in zijn fonds
opnemen. Maar of het ooit zover komt is
de vraag. Er is 75.000 aan sponsorgeld
nodig om het werk uitgegeven te krijgen.
Hoewel het om een klein bedrag gaat,
gelet op de kwaliteit van het boek, zijn er
grote problemen. De historie herhaalt
zich als men let op de moeizame manier
waarop Rumphius zijn boeken in de 18e
eeuw gepubliceerd kreeg. Nu, zoveel
jaren na zijn dood zijn er opnieuw proble
men om tot publicatie te komen.
Ik ben overigens van mening, dat niet
alleen de Rariteitkamer vertaald moet
worden, maar ook het hoofdwerk het
Kruidboek. Het zou toch al te dol zijn als
in het jaar 2002, driehonderd jaar na
Rumphius' dood, er nog steeds geen
behoorlijke vertalingen zouden zijn van
beide werken.
Gelukkig staat het gedenkteken er nu
weer, al is het dan op honderd meter
afstand van de oorspronkelijke plaats,
maar het staat wel aan dezelfde straat.
Het idee voor een heroprichting kwam in
januari 1990 bij mij op. Vanaf het eerste
moment sloot dr. C.J. Heij, die op Ambon
werkte, zich daarbij aan. Datzelfde geldt
voor monseigneur A.P.C. Sol, msc, bis
schop van de Molukken (zie: Moesson
november 1995). Het is vooral aan de
inzet van Sol te danken en aan zijn ken
nis van de locale ambtelijke wereld, dat
vele bureaucratische obstakels konden
worden verwijderd of omzeild.
Wetenschappelijke adviezen:
dr. C.J. Heij
22