I'J Erepoort voorde kraton van Solo (22 mei 1928) als trotse vogels die met hun kracht en sierlijkheid wilden pronken. Ze schoten pijlsnel omhoog. Minutenlang konden die rituele dansen voortduren. Ondertussen werden op de grond de favorieten bepaald en wedden schappen afgesloten. Het was de kunst om je vlieger, wanneer de draden elkaar raakten, zo snel mogelijk te laten vieren, sneller dan die van de tegenstander. Daardoor was de kans groter dat de glaslaag werd afgesleten en de draad van de vijand uiteindelijk zou worden doorgesneden. Op het moment dat het touw brak verloor de vlieger die niet meer door een tuig in de lucht werd gehouden, zonder controle en door de wind gedreven, stuurloos naar beneden dwarrelde, achternageze ten door een menigte die onder luid gejoel belust op de buit afging. De verlie zer kon niet anders doen dan met spijt, dat wat er nog van zijn touw restte om zijn trommel te winden. De winnaar keek met trots naar de volgende tegenstander uit. Dagen van gewone gebeurtenissen gin gen voorbij, zonder dat er echt iets bij zonders was gebeurd. Er won iemand die weer bij het volgende gevecht verloor. Ik zorgde ervoor, zo ver mogelijk van mijn gevaarlijke vriendjes vandaan te blij ven. Met de grootst mogelijke omzichtig heid kon ik mijn eigen verlies zo klein mogelijk houden. Bij al die opwinding op de aloon-aloon viel ik in geen enkel gevecht op. Dat was ook nooit mijn bedoeling geweest. Ik was al blij dat ik in de massa met de stroom mee kon drij ven. De wereld wordt toch gemaakt door grote mensen en is ook voor hen bestemd. Wij, kinderen mogen aan de zij lijn van dat leven alleen als toeschouwer kijken. Maar op school en op de speelplaats deden wij alsof ook wij belangrijke gebeurtenissen een duw in een door ons gewenste richting konden geven. Op deze manier voelden wij ons gewichtig en deden ons belangrijk voor. Wij bespraken de gevechten van de vorige dag, bekritiseerden de verliezers en hun taktieken en staken onze bewondering voor de winnaars niet onder stoelen of banken, hoewel wij misschien andere methoden zouden hebben gevolgd met uiteindelijk opwindender resultaten. Op een middag verscheen 'Pak Alim toen het reeds druk was op het plein. Als vreemde sterren zweefden de gekleurde vliegers aan de hemel. Het was een dag als alle andere. 'Pak Alim hoorde hier eigenlijk niet thuis. Hij woonde immers in Kampong Kidoel in het zuidelijk gedeelte van de stad. Zijn terrein was eigenlijk daar op aloon-aloon Kidoel, een zelfde plein, maar dat achter de Kraton lag, waarin ook reuzenwarin- gins stonden. Kwam hij hier omdat hij daar was uitge keken of omdat hij geen waardige tegen standers meer vond die de strijd met hem aandurfden? Zocht hij hier nieuwe slacht offers? Op de aloon-aloon Lor kende men zijn reputatie niet. Ook ik zag hem die dag voor het eerst en hoorde de mensen hem 'Pak Alim noe men. Hij had twee katjongs bij zich. Een die zijn garentrommel droeg en een ander, die de twee vliegers op zijn schou- KRATOfl WELKOM 29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 29