door F. van Garling RHINOGERVS m edurende zijn vroegste geschiedenis was de mens voor zijn meest ele mentaire behoeften als voeding en kleding, vooral aangewezen op het wilde dier. De oudste door archeologen gevonden werktuigen, waren dan ook bestemd voor de jacht. Vanwege die belangrijkheid, is het ook niet verwonderlijk dat dieren in de oudste vormen van religie een belangrijke rol spelen. Ongeveer 14.000 jaar geleden begon de mens evenwel met het temmen en fokken van huisdieren. Uit deze perio de stamt de hond, die oorspronkelijk van de wolf en jakhals afstamt. In Egypte begon men 45.000 jaar geleden met het verzamelen van dieren in dierentuinen. Ook daar werden sommige dieren, o.a. de kat, krokodil en de ibis, als heilig beschouwd. Uit het Oude Testament valt te vernemen, dat koning Salomo uit nieuwsgierigheid op grote schaal exoti sche wilde dieren importeerde. In het oude China stichtte keizer Weng Wang een dierentuin van 60 ha, die hij Ling-Yu, d.w.z. de tuin van kennis, noemde. Een meer wetenschappelijke bestudering begon echter pas 2.500 jaar geleden in Griekenland, waar de meeste steden een dierentuin bezaten. De filosoof Aristoteles (384-322 voor Chr.) hield zich op een door hem zelf gestichte school bezig met de bestudering van alles wat leefde, de biologie. Hij concludeerde - evenals veel later de Britse onderzoeker Darwin (1809-1882) - dat het leven in de natuur zijn vorm geleidelijk had gewijzigd, om beter aan zijn bestemming te kunnen voldoen (de evolutieleer). Aan Aristoteles dankt men dan ook de eerste encyclope die voor de dierkunde ter wereld. Alexander de Grote, die een leerling van hem was geweest, nam op zijn grote veldtochten steeds zoölogen mee. Dit resulteerde uiteindelijk in de best gesor teerde wetenschappelijke dierentuin uit de oudheid te Alexandrië in Egypte. Tegenwoordig zijn wetenschappers nog steeds van mening, dat die dierentuin in Alexandrië méér soorten bevatte dan de grootste dierentuin uit onze tijd. Het is ook de oude Griekse beschaving geweest die de basis heeft gelegd, waar op de moderne, hedendaagse dierentuin cultuur stoelt. Tijdens de Romeinse beschaving die hierna volgde, degenereerde deze tak van wetenschap. Weliswaar werd de stu die van dieren van de Grieken overgeno men, maar net als voorheen dienden die renverzamelingen dikwijls ter verheerlij king van hun eigenaar en als statussym bool. De Romeinen onderhielden ook een soort volksvermaak (brood en spe len), waarbij wilde dieren in arena's van amfitheaters, voor een publiek van soms enkele honderdduizenden, tegen elkaar moesten vechten of met pijlen en speren werden afgemaakt. Ook gevechten tus sen mens en dier waren populair. De veldheer Julius Caesar organiseerde eens een dergelijk treffen tussen een groep van gedeserteerde legioensolda ten en vierhonderd leeuwen! Ook werden later tijdens vervolgingen, ontelbare christenen letterlijk voor de leeuwen (en olifanten, beren, tijgers, et cetera) gewor pen. Keizer Trajanus brak alle records in het afslachten, toen hij in het jaar 107 na Christus spelen organiseerde waarbij elf duizend dieren werden gedood. Geleidelijk aan moeten de leeuwen, nijl paarden en beren, et cetera in het Midden-Oosten zijn uitgestorven, evenals de olifanten in Noord-Afrika. Desondanks leverde de Romeinse wetenschap later een klassiek boekwerk over fauna en flora als de Historica Naturalis, die tot in de Renaissance als naslagwerk diende. Na de val van het Romeinse rijk nam het aantal en de omvang van de menageriën sterk af. Maar ook in de middeleeuwen waren er in Europa dierenverzamelingen, veelal behorende aan vorsten, kerkelijke- en andere autoriteiten. De Venetiaanse koopman Marco Polo maakte in die tijd een reis naar het immense rijk van de Mongoolse keizer Kublai Khan, waar hij de grootste verzameling van die dagen te zien kreeg. Ook moet hij met een Mongoolse delegatie toen Sumatra bezocht hebben en zijn verhalen over neushoorns hebben wellicht bijgedragen tot de mythe van de eenhoorn. Als in de 16e eeuw Europeanen op hun ontdek kingsreizen naar Oost- en West-lndië, onbekende planten en dieren leren ken- Zestiende eeuwse fantasie-afbeelding van de neushoorn Onder: drietenige poot van de neushoorn 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 35