O
felteyrgcUna
het strand aan de zuidkust van het
schiereiland vinden schildpadden gele
genheid om hun eieren te leggen, terwijl
in de modderige rivieren krokodillen
leven, die elders op Java vrijwel uitge
storven zijn.
Van de apensoorten is de sierlijke, acro
batische grijze Gibbon met zijn dikke zil
vergrijze vacht en zwart gelaat, één van
de zeldzaamste en mooiste. Net als de
andere Gibbonsoorten leven ze in kleine
territoriale familiegroepen, die in de och
tendschemering hun parelende gezang
laten horen. Merkwaardig is dat de grijze
Gibbon alleen rond Goenoeng Honje in
het oostelijk deel van het park voorkomt
en zich (nog) niet kustwaarts, dieper het
schiereiland zelf in heeft verspreid. Een
andere voorkomende apensoort, die
alleen voor Java endemisch is, is de soe-
rili. Dan zijn er langs de oevers van de
kali's nog de krabbenetende Java-apen
(makaak) en de zilverige loetoengs die
hoog in de bomen hun voedsel zoeken.
De volwassen loetoengs hebben een
pluizige donkere vacht, terwijl de levendi
ge jongen oranje van kleur zijn.
Roofdieren, die immers alleen zwart en
wit kunnen waarnemen, valt deze kleur
niet op. Maar de rest van de loetoeng-
groep ziet dit felle oranje niet over het
hoofd. Het is een waarschuwingskleur,
die de volwassen dieren ervan weer
houdt al te ruw tegen hen op te treden.
Op de grazige weideplaatsen in
Ciujungkulon en Cihandeleum kan men
ondermeer bantengs, herten, zwijnen en
groene pauwen observeren. Banteng-
stieren hebben een mooie zwarte vacht,
terwijl de koeien en kalveren een zachte
honingbruine kleur hebben. Ze leven
zoals andere wilde runderen in kuddever-
band en als er gevaar dreigt (door een
panter bijvoorbeeld) maakt de leidende
stier een zwaar snurkend geluid, om ook
de andere stieren tot de verdediging aan
te manen. De koeien en kalveren vluch
ten dan meestal de dekking biedende
bosrand in. Een grote attractie vormen
natuurlijk de Javaanse neushoorns. Door
hun grote schuwheid is de kans echter
niet al te groot, dat men er één te zien
krijgt. Als men echter de kali Cigenter per
boot afvaart, zal men wel hun glijsporen
en karakteristieke voetprenten met drie
teenafdrukken kunnen ontdekken. De
neushoorns zijn solitair levende dieren,
waarvan de mannetjes in hun eentje
rondzwerven. Knabbelend aan struiken
en schors, trekken de wijfjes samen met
hun kalveren op. Mannetjes plegen hun
vaste looproute's te markeren, door hun
urine over boomstammen en struiken te
sproeien. Zo'n geursignaal dient als
waarschuwing aan andere mannetjes om
uit de buurt te blijven.
Met steun van het WNF-Nederland
(Prins Bernhard!) is uiteindelijk de popu
latie van maar vijfentwintig exemplaren in
1966, thans gegroeid tot rond de zestig a
zeventig! De telling geschiedde met
behulp van fotocamera's die op basis van
satellietgegevens via een netwerk in het
park werden uitgezet. Doordat de came
ra's met een censor in de grond verbon
den waren, werd er automatisch een foto
gemaakt als er een dier zwaarder dan
vijftien kilogram op de censor stapte. Op
deze manier kon men tevens een indruk
krijgen van het territorium van een neus
hoorn. Uit de foto's bleek de populatie
zeer gezond te zijn, wat aan hun ronde
en vette achterwerk te zien was. De
populatie bleek een in de jaren tachtig
uitgebroken infectieziekte geheel te
boven te zijn gekomen. Vijf van de zeven
gefotografeerde wijfjes bleken kalveren
te hebben. Van de Javaanse neushoorn
leven er misschien nog zo'n twaalf in het
Lam Dong-gebied in Zuid-Vietnam. Er
wordt overwogen of een deel van hen uit
Ujung Kulon kan worden overgebracht
naar het nationaal park Way Kambas in
Zuid-Sumatra waar zij in de jaren dertig
ook nog voorkwamen. Men wil dit vooral,
omdat bij een nieuwe uitbarsting van de
Krakatau, de kans groot is dat de popula
tie op het nabij gelegen Ujung Kulon in
één klap vernietigd zou kunnen worden.
Uiteraard heel goed dat men rekening
houdt met natuurrampen, maar men zou
vooral ook niet mogen vergeten, dat de
grootste rampen voor de natuur worden
veroorzaakt door de mens en zijn aktivi-
teiten. Doordat de smalle landverbinding
tussen Ujung Kulon en de rest van Java
bestaat uit een onbegaanbaar moeras, is
het park alleen per boot vanuit Anyar of
Labuhan te bereiken of per helikopter
vanuit Jakarta. Een permit om het te
mogen betreden kan worden aange
vraagd bij de Staats Natuurbeschermings
Organisatie PHPA (Perlindungan Hutan
dan Pelestarian Alam) op de Jl. Ir.
Juanda no. 9 in Bogor. Wellicht dat dit
ook mogelijk is op het phpa kantoor te
Labuhan, waar men ook met een gids
kan afspreken. Groepsexcursie's worden
ook wel georganiseerd door hotels en
reisbureau's in Jakarta en Carita.
Vanzelfsprekend dat het aanschaffen van
een praktische kampeeruitrusting (vooral
een klamboe, obat njamoek, zouttablet-
ten, et cetera) en een mondvoorraad
zeer aan te bevelen is. Neen... géén jah-
geweer, mag nóóóóiiiit meer, datte!
Bronnen:
South-East Asia Wildlife
WNF maandblad Panda (april 1993)
Gids voor Java
Indonesië natuur en natuurbehoud
(WNF 1985)
37