Herinneringen aan
Johanna Willemsen-Sterckx
Op 17 januari 1994 werd een levenslange
bron van allerlei lieve en kostbare herin
neringen afgesloten. Op deze trieste dag
is mijn dappere, onvergetelijke moeder
mevrouw Johanna Willemsen-Sterckx,
geboren op 1 december 1906, in haar
laatste en eindelijk vredige slaap geval
len. De laatste jaren keken wij mach
teloos toe hoe zij beetje bij beetje haar
sterkte opgaf en we wisten dat het één
dezer dagen zou gebeuren...
Duizenden Indo's kennen haar beter
onder de naam tante Ann. Na de Tweede
Wereldoorlog schraapte zij maaltijden bij
mekaar, voor hongerige Indische en Hol
landse mensen, dat zeer werd gewaar-
Oma Willemsen met kinderen, Kerst 1959
deerd. Mensen die allen hun huizen ont
vlucht waren vanwege de Bersiap en
ondergebracht werden in kampen. In
Tjimahi, waar we in verschillende huizen
woonden, met moeite gevonden in ach
terbuurten, om de Japanners een stap
voor te blijven. Op het laatst toen we
vlakbij het oude Berglust Hotel een dak
boven ons hoofd hadden gevonden,
waren er weinig mensen die niet van
tante Ann wisten.
Zes kinderen, drie jongens en drie meis
jes (mijn oudste broer Anton was gestor
ven toen hij net vier jaar oud was, door
verkeerde obat, omdat de dokter niet
geloofde dat hij een zware kou had),
moesten proberen zich te vermaken,
zodat moeder kon poekoel teroes! De
Javaanse en Chinese bedienden en kok-
ki's hadden een groot ontzag voor haar
omdat zij op een slimme manier en met
arendsogen aan vlees, groenten, rijst en
alle andere nodige ingrediënten kwam.
Mijn eerste piekerans gaan terug tot de
tijd dat mammie en mijn oudste zuster
lertje voor de Jappen werkten in een
gebouw dichtbij de bioscoop Rex in
Tjimahi. Zij en andere wanhopige vrou
wen (voor zover ik er benul van had)
maakten kleren voor de gehate vijand.
Als kind van een jaar of vier had ik er ook
boekan pertjaja van. Iedere keer als ik
kans zag ging ik in mijn onschuld en se
nang gontjeng in mijn tjelana monjet naar
de Japanse mandoer. Hij liet mij op de
knop van het luchtalarm drukken, zodat
alle djaits wisten dat het tijd was!
Intussen werd het weer vrede en de man
die mijn vader was, en die ik te jong was
om te missen, kwam nooit meer terug uit
het kamp...
Mijn moeder nam zonder aarzelen de
baan aan van hoofd van de keuken van
het ziekenhuis bij de Grote Postweg. Als
kinderen van de njonja besar, gingen
mijn jongere zusje Meitie en ik altijd mee
gontjeng met haar en opa Dick, terwijl ze
hun rondjes maakten. Dick Reinders was
de administrateur en hij werd gauw onze
levenslange bron van oneindig gezag en
'business acumen'. Intussen was ook
mijn oudste zuster lertje getrouwd met
Joop Jacquart, onze eigen held van de
Andjing Nica, die een strenge hand had
en bloeddorstige verhalen vertelde over
de peloppors, hij werd daarna onze
djago. Terwijl mammie dag en nacht
werkte, gingen Ier en Joop ons proberen
op te voeden.
Ampoen! Ik herinner me nog als de dag
van gisteren, dat ik de vieze bajem niet
wou eten en daarvan vier uur later pas
kokhalzend de laatse hap op had! En de
sapoe lidi, iedere keer, dat Meitie en ik
vochten! De tranen stromen nog!
Ik werd ouder en ging naar het Lyceum in
Bandung. Maar dat was toch te hoog
gegrepen voor een badjingan en na een
jaar ging ik naar de Mulo. Daarvan herin
ner ik me nog 'juffrouw X' die onze alge
bra- en meetkundelerares was. En de tijd
dat alle Indische en Hollandse jongens
en meisjes heel geheimzinnig op een dag
in de grote zaal bijeenkwamen en heel
zachtjes: 'Wilhelmus van Nassaue' zon
gen, toen Koningin Juliana's verjaardag
werd gevierd. De SMA heeft waarschijn
lijk nooit geweten wat of er gaande was
onder hun dak! En mijn eerste liefde,
Ruby, die ik met mijn beste vrienden van
Bandung naar Tjimahi sleepte, om te
laten zien hoe of 'si Djago' klappers van
de hoge klapperboom naar beneden kon
gooien. Gampang! Totdat een grote vette
tor me beet en ik bijna djenkel naar bene
den gleed, kebaret-baret. En die boewa-
ja's maar lachen en toen mammie me
zag, ampoen lagi, mata galap!
Ik kreeg op de een of andere manier toen
ik twaalf werd mijn eerste pantjalan en ik
herinner me nog goed, het gevoel van
die eerste lange broek! De meeste tijd
ging ik samen met kinderen van het KNIL
in een militaire bus naar school in
Bandung. Ze wisten wel hoe ze ons anak
kolongs konden laten voelen. En als we
wat plaatsen voor onze vrienden bezet
hielden, werden de belanda's kwaad.
Een keer ging de chauffeur (deze keer
nog wel een kaaskop!) te ver, hij kwam
naar achter en ik werd getampiling. Toen
mijn zwager Joop dat hoorde werd hij
mata gelap en ging hij de hele kota rond
om de zak-van-belanus te vinden. Bij ver
gissing werden verschillende andere
kerels bijna afgeranseld. Toen hij na een
vergeefse zoektocht thuis kwam, was ik
het hele geval al bijna weer vergeten.
Bedenk maar wie er toen weer werd
gedjokel!
Mammie en de verschillende baboes,
39