Gelezen
De vlieger gaat niet op
De dichtbundel Layangan/Vliegeren is op
het eerste gezicht al om twee redenen
bijzonder: de bijeengebrachte Indo-
Europese auteurs behoren tot ver
schillende generaties (de geboortejaren
lopen uiteen van 1929 tot 1964), en het is
nog niet eerder voorgekomen dat heden
daagse Indische dichters een gezamen
lijke bundel aan het lezerspubliek presen
teerden.
Voor het eerst lijken Indo-Europese
auteurs zich in literair Nederland als
groep te profileren. Zij zijn hierbij uitge
gaan van een gemeenschappelijke ach
tergrond die twee generaties omvat: of
de dichters nu in het oude Indië zijn
geboren, of in Nederland, het Indo-besef
wordt van generatie op generatie doorge
geven.
Initiatiefneemster en samenstelster
Madeleine Gabeler opent de bundel met
een voorwoord, waarin zij zeer summie
re, weinig diepgravende achtergrondin
formatie geeft en verzuimt haar keuze
van de gedichten te verantwoorden. Na
lezing van haar woord vooraf wordt vol
strekt niet duidelijk op welke gronden
Layangan is samengesteld. De literair
geïnteresseerde lezer wordt geconfron
teerd met verschillende vragen. Wat
beoogt de samenstelster met de
verzamelbundel? Wil zij een representa
tief en coherent beeld geven van eigen
tijdse Indo-Europese dichtkunst? Streeft
zij ernaar de Indisch-Nederlandse poëzie
in al haar schakeringen op haar mooist te
tonen en heeft ze hierbij voor kwaliteit
gekozen? Kortom, het uit wat losse
opmerkingen bestaande voorwoord laat
meer vragen open dan dat het deze
beantwoordt.
Om enige orde in de literatuur te schep
pen, wordt in verzamelbundels en bloem
lezingen doorgaans een chronologisch
overzicht van het literaire werk van
auteurs geboden. De volgorde van de
gedichten wordt in dit geval bepaald door
het geboortejaar van de dichters. Van
een dergelijke ordening is in Layangan
echter geen sprake. De poëzie van de tot
twee generaties behorende auteurs is
niet op chronologische, maar op willekeu
rige volgorde gerangschikt. De scheids
lijn tussen de in Nederlands-lndië en in
Holland geboren dichters is geheel uit het
zicht verdwenen. Gedichten van de eer
ste en tweede generatie wisselen elkaar
af. Zo wordt de bundel geopend met de
beeldende-vrije verzen van Bianca
Tangande (1956) en afgesloten met de
meer toegankelijke poëzie van Emmy
Verhoeff (1939). Vermoedelijk ligt hier
aan de gedachte ten grondslag dat in het
werk van de dichters sprake is van
gemeenschappelijke, steeds terugkeren
de thema's en motieven die dwars door
de generaties heen lopen.
Hoewel de onderlinge verschillen tussen
de in Layangan opgenomen dichters
groot zijn, kan toch van een eenduidige
groepsgeest gesproken worden. Als bin
dende factor geldt het uit een dubbele
culturele achtergrond voortvloeiende
gevoel van ontworteling en ontheemd
zijn. De identiteitsproblematiek van de
Indo-Europeaan, de ambivalente figuur
tussen wal en schip, is karakteristiek voor
de hele dichtbundel. De verwarring over
en de verscheurdheid van de Indische
identiteit komen duidelijk tot uitdrukking
in van verschillende auteurs afkomstige
dichtregels als: 'Ik ben niet van oost en
ik ben niet van west' en 'Ik weet wat het
is niet terug te kunnen gaan ik ken de
pijn van leren blijven.'
Layangan speelt zich af in diverse werel
den. Sommige gedichten gaan over het
voormalig Nederlands-lndië, andere heb
ben Nederland als decor. Een aantal ver
zen speelt zich af op het breukvlak van
beide culturen en zegt iets over het ont
wortelde bestaan van de Indo, dat in het
teken staat van heimwee en verlangen
naar een lang vervlogen verleden.
De mogelijkheden van de literatuur lijken
soms heel beperkt. Hoeveel er ook
geschreven wordt, het komt in talloze
romans, verhalen en gedichten altijd
weer op hetzelfde neer: eenzaamheid,
liefde en dood, het conflict tussen
werkelijkheid en verbeelding, de zinloos
heid van het leven, enzovoort. De litera
tuur verbeeldt al deze 'facts of life' in vele
variaties tegen de achtergrond van een
steeds wisselende literair-historische
context. Voor auteurs komt alles nu aan
op de wijze van venwoorden: de manier
van schrijven doet de oplettende lezer
vergeten dat wat hij leest, niet nieuw, niet
onbekend is. Door de toepassing van
een reeks literaire kunstgrepen kan het
vertrouwde ineens onbekend worden.
Zo is het niet bij het merendeel van de in
Layangan gebundelde gedichten. De
gewaarwordingen en emoties die worden
weergegeven, hebben niets nieuws te
bieden; ze lenen zich alleen tot simpele
herkenning.
Het poëtisch zwakke van een niet gering
aantal gedichten uit de bundel, is het
gebrek aan vormbewustzijn. Voor veel
auteurs lijkt het een al te zware opgave
te zijn om doordachte, professionele
gedichten te schrijven. Zij spelen eerder
dichters dan dat ze het zijn.
Bij dit rollenspel maken ze voortdurend
gebruik van 'de grote woorden'. De aan
poëzie inherente evocatie, wordt verdron
gen door de omschrijving. Elementaire
gevoelens en ervaringen worden niet
opgeroepen, niet gesuggereerd door
middel van literaire kunstgrepen als
ambiguïteit, klankverwantschap en sterke
beeldspraak. Ze worden slechts
omschreven in al te lyrische of clichéma
tige taal. De ervaring van de welbekende
'facts of life' verliest hierdoor haar onuit
puttelijkheid en de literatuur haar onaf
zienbare ruimte, waarin ook het bekende
opeens onbekend, nieuw kan worden.
Vaak gaat het er in Layangan onstuimig
aan toe. Het ontbreekt de verzen niet aan
pathetiek. In de bundel klinkt de geëxal
teerde toon door van verzuchtingen als:
'Ibu Indonesia, leer me! Voed me
opnieuw op! Bevrijd me van mijn honger
en voed me!' en 'De eenzaamheid/
schreeuwt zo luid/ de stilte, de afzonde
ring/ja, zelfs de dood...'
Het meest geslaagd zijn de gedichten
van Bianca Tangande en Roy Piette. Hun
verzen maken een natuurlijke, vloeiende
indruk, vertonen een hechte samenhang
en glijden niet weg in sentimentaliteit.
De kwaliteit van Tangande's beeldspraak
is opmerkelijk hoog en vrijwel constant.
Haar poëzie zit vol plastische hoogstand
jes. Zo begint 'De vliegers van Bandung'
als volgt: 'ZOALS bloemen/ lijken de
dwarrelende/ van het vuur afgeschoten/
verbrande kranteknipsels,// door de lucht
stroom meegevoerd papier/ zo vanuit de
hemel gestrooid zilver.'
Het valt te begrijpen dat Layangan een
omstreden bundel is. Dit ligt niet aan de
thematiek van de gedichten, een thema
tiek die iedere rechtgeaarde Indo zal
aanspreken. De oorzaak is toch in de
eerste plaats de afwezigheid van vak
manschap. Wie lang zoekt zal zeker
goede poëzie vinden. Maar veel vaker
stuit de lezer op luidruchtige pathetiek en
wijdlopigheid.
Met Layangan bevestigt de Indo-poëzie
haar beperkingen in plaats van ze te
doorbreken: niet door een gebrek aan
dichters, maar door een gebrek aan
eigen literair karakter. Hopelijk is in een
volgende verzamelbundel de kwaliteit
indrukwekkender dan de kwantiteit.
Esther Manuel
Layangan/Vliegeren
Gedichten van twaalf Indo-Europese
dichters en dichteressen.
Samengesteld door Madeleine Gabeler
Bonneville: 159 pag. (paperback)
prijs 29,90
43