Magie of
toeval?
De mooiste
provincie van
N ederland
Het heeft ruim veertig jaar geduurd voor ik
de moed had om in een vliegtuig te stap
pen. Uiteindelijk heeft toch het grote
verlangen om de Gordel van Smaragd
weer eens te zien, het gewonnen van mijn
vliegangst. Een overwinning die niet de
naam zege mag hebben, want met veel
pijn en moeite werd ik door een mede-
verlanger naar Indië over de streep getrok
ken, om m'n handtekening te zetten onder
het contract van een rondreis door Indone
sië. En dan kan je niet meer terug. Hoewel
ik op Schiphol toch weer met de gedachte
speelde om de reis voor gezien te houden.
Want als je na de vastgestelde vertrektijd
nog vijf uur moet wachten voor je de lucht
in kan, omdat een kapotte motor het toe
stel waarmee je moet vertrekken aan de
grond houdt, dan bevordert dat de animo
om te vliegen niet erg. Bij mij althans hele
maal niet.
Gelukkig maar dat ik toch doorgezet heb,
want toen ik eenmaal op mijn plek in het
toestel zat, geschiedde een wonder: weg
was mijn vliegangst en het kon me niet
hard genoeg gaan naar het object van
mijn verlangen: Indonesië. De wonderen
zijn dus nog lang niet de wereld uit.
M'n prilste verlangen naar Nederlands-
Indië dateert al vanaf 1935. Als tienjarige
schooljongen werd ik toen zo gefascineerd
door de Indische taferelen op de school
platen, die overal in de school hingen, dat
Nederlands-lndië voor mij de mooiste
provincie van Nederland werd.
En werd me gevraagd wat ik wilde worden
als ik groot zou zijn, dan antwoordde ik:
'Koloniaal.'
Van koloniaal worden is nooit iets geko
men. De oorlog gooide roet in mijn
beroepskeuze.
Wel werd na de oorlog mijn verlangen
naar Indië bevredigd door de toenmalige
Nederlandse regering. Als dienstplichtig
soldaat van de 7 december-divisie werd ik
in september 1946 uitgezonden naar
Indië. Deze uitzending, die tot oktober
1949 duurde, heb ik altijd, ondanks de
minder prettige omstandigheden, gezien
als een betaalde werkvakantie, zij het wel
een slecht betaalde.
Het werden wel jaren waar ik nog steeds
met veel plezier en trots op terug kan kij
ken. Met trots, omdat ik die jaren gediend
heb in een divisie die, door haar humane
en spontane omgang met de inlandse
bevolking, de bijnaam 'Tentara soesoe'
(het zachte leger) had.
Ik heb gelukkig dus, zij het wel op de val
reep, Nederlands-lndië nog meegemaakt.
En dan sta je na ruim veertig jaar voor een
droomreis van vierentwintig dagen op
Indonesische bodem. Vol verwachting wat
er van die goede oude tijd is overgeble
ven.
Na een paar dagen wist ik het antwoord al
op mijn verwachtingen: alleen m'n herinne
ringen aan tempo doeloe waren overge
bleven. Verder niets. Van ons Indië is niets
overgebleven. Nederlands-lndië is niet
meer dan een museumstuk in Indonesië.
En wat Indonesië betreft: land en volk zijn
na jaren van onafhankelijkheid sterk ver
anderd. Heel begrijpelijk, want ook het
Nederland van nu is niet meer het Neder
land uit de jaren veertig. Eveneens is ook
de Nederlander van nu geen spiegelbeeld
meer van zijn voorganger uit die jaren.
Alleen de natuur, de zon, de maan en de
ontelbare sterren zijn zichzelf gebleven.
En dat was voor mij toch weer Indië bele
ven zoals ik het gekend heb. Jammer dat
door het veelvuldig gebruik van bestrij
dingsmiddelen het aantal vuurvliegjes zo
sterk uitgedund is.
In mijn herinnering weet ik dat, tijdens de
vele nachtelijke uren dat ik mijn wachtjes
klopte, waar ook op West-Java, altijd
omringd was met vuurvliegen. Waar ik ook
keek, overal zag ik ze. Tijdens de rondreis
heb ik er welgeteld maar drie gezien. Na
een bezoek aan verschillende beziens
waardigheden in de omgeving van Yogya,
keerden we met de bus terug naar ons
hotel. De avond was al gevallen, en dat
gaat daar nog steeds razendsnel, 't Is
pats-boem en weg is de dag.
Plotseling stopte de bus. De Indonesische
chauffeur, bijrijder en gids sprongen de
bus uit en spoedden zich naar een langs
de weg gelegen sawa, waar boven één
van de dijkjes drie vuurvliegen zich dan
send bewogen. Uit de wild bewegende
armen van de mannen maakte ik op dat ze
een vuurvliegje probeerden te vangen. Ik
verheugde me in stilte dat het ze niet zou
lukken, want mij was het ook nooit gelukt
één vuurvlieg te vangen.
Gelukkig had ik me niet voor niets zitten
verkneuteren, want ook hen lukte het niet.
Na tien minuten verwoede pogingen
gaven ze het op.
Ondanks dat het verlangen naar mijn
tempo doeloe niet bevredigd is, werd
vierentwintig dagen Indonesië toch
vierentwintig dagen van onvergetelijke
herinneringen, met een blijvend verlangen
naar herhaling. Want hoe alles ook veran
derd is: het blijft voor mij de mooiste
provincie van Nederland.
Jan Blokker, dienstplichtig soldaat b.d. O
Als verzamelaar van krissen heb ik mij de vraag: magie of toe
val? vaak voorgehouden. Heeft een semangat kris die speciale
krachten die wij, mensen uit Indië, haar zo graag willen toe
schrijven? Bestaan er bovennatuurlijke krachten, of heet dit
gewoon toeval? Voor mij mag een ieder deze vraag naar eigen
inzicht of ervaring beantwoorden.
Nu kortgeleden deze vraag mijn gedachten gevangen hield,
moest ik weer terugdenken aan hetgeen mij is overkomen. Mag
ik u het volgende even voorhouden? Het is medio november
1995, wanneer wij te vroeg afscheid moeten nemen van een
vriend. Niet zomaar een vriend! Zelfs de uitdrukking sobat keras
zou nog niet volstaan om die gebondenheid te omschrijven.
Zijn lieve echtgenote (ik noem haar Will) vroeg mij na zijn overlij
den of ik op de dag van de crematie een kort woordje wilde
spreken, speciaal ik, omdat wij zo'n echte vriendschapsband
hadden, en ik John in al die tientallen jaren zo goed had leren
kennen.
Ik vroeg Will bedenktijd.
Bedenktijd om zeker te weten dat ik aan haar verzoek zou kun
nen voldoen, en om ook zeker te weten wat ik in een paar pas
sende woorden zou moeten zeggen.
Vooral dit laatste hield mij praktisch van uur tot uur bezig. Ik
kwam er echt niet uit! Er zouden natuurlijk oppervlakkige kennis
sen op de dag van de crematie in de aula aanwezig zijn. Maar
ook collega's, vrienden van lang geleden, en natuurlijk zijn
33