Ochtend in
Takengon
Na de bundel Groeten
uit Bukittinggi heeft
Riny Boeijen opnieuw
een reisverhaal geschreven.
Dit keer heeft hij zijn reis
over het eiland Sumatra aan
het papier toevertrouwd en de
titel Ochtend in Takengon gege
ven. Speciaal voor Moesson publi
ceert hij een (aangepast) hoofdstuk uit
zijn nieuwe boek dat deze maand is
verschenen.
Safcang
i Ac®h
«fU^okssumawe
Tskengort
hïm&n
Samossr
fEdösnpuan
Sukrttinggt
Muara Bungo
Kubu-fssort
Lubuwinggau
9 Paferobiwg
Na een kort verblijf in Medan trekt Riny
samen met de Indonesische chauffeur
Sudi via Bohorok, Lhokseumawe en
Takengon naar Banda Aceh. Van daar uit
maken ze met een veerboot de oversteek
naar Sabang. Dezelfde veerboot overi
gens die begin dit jaar tijdens een storm
is gezonken.
De ochtendminaret zeurt klagend over
het ontwakende landschap als we om
zes uur vertrekken naar Banda Aceh.
Vissers zijn met hun bromfiets op weg
naar een pasar pagi in een van de omlig
gende dorpen. Aan weerszijden van de
bromfiets hangt een rieten mand gevuld
met de vangst van de nacht, verpakt in
blauwe plastic zakken. Een geit zit
geknield vastgebonden op het dak van
een auto. Op de sawa's zijn boeren al
volop aan het werk. Bemodderde karbou
wen trekken diepe sporen door weke
akkers. Vrouwen snijden de rijpe rijst, het
vlijmscherpe mesje verschuilend in hun
handpalm.
'Anders zou de rijst schrikken en haar
smaak op slag bederven', volgens Sudi.
Voor tal van huisjes liggen bundeltjes
stookhout, keurig in dezelfde lengte
gezaagd, te wachten op de opkoper. In
houtzagerijen worden jati-stammen
omgetoverd tot ruwe balken. Vóór ons
torst een vrachtauto zijn loodzware lading
boomstammen de helling over, op weg
naar een volgende afnemer.
Bij een smederij staan glimmende mos
kee-koepels van gegalvaniseerd ijzer in
verschillende maten en soorten. Het
meest opvallende in dit décor zijn de
schotelantennes die in sommige voor
tuintjes staan.
Schotels en koepels; bolvormig metaal,
waarmee het nieuws wordt ontvangen en
van waaronder de gebeden naar Allah
worden gezonden.
Dit deel van de Trans-Sumatra snelweg
is het meest slechte. Kilometers lang
stuiteren we over een wegfundering van
leem en steensplinters. Asfalt is nog in
geen velden of wegen te ontdekken. Een
bulldozer vult de gaten, terwijl mannen
met doekjes voor hun mond het gruis
egaliseren. Wolken stof dwingen ons op
eerbiedige afstand van een voorganger
te blijven. Mijn nieren lijken aan de wan
del te raken en mijn neus verstopt.
De eerste lekke band.
Terwijl voorbijgangers ons in nevelen hul
len, verwisselen we een achterwiel. Als
het euvel is verholpen, drinken we water
onder de schaduw van een waringin en
spoelen we onze handen schoon.
Sudi heeft ervaring, het is niet zijn eerste
rit naar Banda Aceh. Aangezien
wegrestaurants hier sporadisch zijn,
heeft hij vanmorgen een paar flessen
water ingekocht.
Een gezin - vader, moeder en twee doch
ters - passeert op een bromfiets. Alleen
vader draagt een helm, de drie dames
zijn verpakt in een kerudung, een hoofd
doek. Allah zij met hun.
Nog geen half uur later staan we
opnieuw aan de kant. Nu heeft de rechter
voorband het begeven. De betekenis van
het groeiend aantal houten stalletjes met
het opschrift 'tempel ban' langs de weg,
wordt me duidelijk. Het zijn geen
bidplaatsen, maar werkruimtes voor ban
denplakkers.
We hebben nog één reservewiel.
'Daarna gaan we lopen', lacht Sudi.
Een paar kilometer verder zal zijn
humeur omslaan. Een in fel rood en geel
beschilderde bus komt ons tegemoet. Als
we elkaar passeren, vliegt er een was
mand van het dak en slaat een zwiepen
de kabel met een harde knal tegen de
voorkant van het busje.
We stoppen onmiddellijk.
De bus wordt even verderop door druk
gebarende dorpelingen tot staan gehou
den. De schade lijkt me mee te vallen.
Sudi denkt daar anders over. Een kapot
te zijspiegel en richtingaanwijzer beteke
nen een forse aanslag op zijn inkomen.
De kabel die de bagage bijeenhield, is
losgeslagen en heeft niet alleen het busje
gegeseld, maar ook een vrouw die langs
de weg stond. De koperen pijl op de
bumper heeft de grootste klap opgevan
gen, anders zou ook de voorruit ongetwij
feld zijn gesneuveld. Zijn beschermende
werking staat voor mij onomstotelijk vast.
De gewonde vrouw wordt geholpen door
toegesnelde dorpelingen. De chauffeur
probeert de opgewonden Acehers te kal
meren.
Ik stel voor om ook verhaal te gaan
halen. Sudi knikt 'nee'. Hij is krijtwit en
transpireert. Zijn ogen spuwen vuur.
'Ik ben niet van hier', zegt hij. 'De
buschauffeur misschien wel. Uiteindelijk
zullen de dorpelingen zijn kant kiezen.
De Acehers zijn een opvliegend en
vechtlustig volk. Ze zullen ook jou niet
ongemoeid laten.'
Ik ben snel overtuigd. Heldhaftige optre
dens van Nederlanders hebben in deze
contreien eerder tot niets geleid.
Na een kwartier rijden zie ik een koffie
huis.
'Laten we daar even pauzeren', wijs ik
hem.
Even later zitten we aan een dampende
kopi tubruk en komt er weer iets van zijn
kleur terug.
'In Banda Aceh haal je een nieuwe spie
gel en richtingaanwijzer. Ik betaal wel.'
Sudi stribbelt even tegen, maar legt daar
na zijn arm om mijn schouder. Hij lacht
weer.
Vlak voor een fabriek waar keien worden
22