van de slang tegen de grond werd
gedrukt ontstond er een soort wervel
storm. Het dier kronkelde als gek heen
en weer en sloeg alle bebossing om hem
heen plat alsof er een bulldozer aan het
werk was. Zelfs de taaie mimosastruiken
knapten als lucifershoutjes. Gelukkig kon
ik tijdig wegspringen want een klap van
die staart zou zeker m'n been gebroken
hebben. Intussen schreeuwde Victor van
uit de boom vertwijfeld: 'Pak z'n staart,
aan het werk waren. Toen die nieuws
gierig naderbij kwamen en het reusachti
ge dier zagen riepen ze: 'Een slang, een
slang!' en sloegen er vervolgens met
stokken en gereedschap op in.
De slang was dood en de prachtige huid
vernield. Dat was nu net niet onze
bedoeling geweest. We hielden er echt
een kater aan over en nog altijd krijg ik
dat gevoel van treurige spijt als ik aan die
gebeurtenis terugdenk.
h
.3?
Collectie: Militaire Luchtvaartmuseum, Soesterberg.
pak z'n staart!' Dat was makkelijker
gezegd dan gedaan want die staart was
dan hier en dan daar. Vic durfde
ondertussen ook het dier niet los te laten.
Helaas... door alle commotie en door de
stofwolken die door de kronkelende reu
zenslang werden opgeworpen werd de
aandacht getrokken van andere gevan
genen die op een nabij gelegen veldje
Door het bos liep een weg die naar het
strand leidde waar ook de rivier die een
begrenzing van het kamp vormde, in uit
mondde. Regelmatig maakten we samen
nachtelijke tochten daarheen om schild
padeieren op te graven. Die waren best
lekker al werd, hoe lang je ze ook kookte,
alleen de dooier hard maar nooit het wit
van het rubberachtige ei.
Afgezien van het feit dat je gevangen zat
was het niet zo'n slechte periode. Na een
klein jaar kwam daaraan een abrupt
einde toen we de aanzegging kregen om
onze spulletjes bij elkaar te pakken en
ons klaar te maken voor vertrek naar on
bekende bestemming. Volgens geruch
ten waren er aan de zuidkust
Amerikaanse duikboten gesignaleerd.
Persoonlijk ben ik van mening dat de
verhuizing een onderdeel was van een
algemeen plan alle krijgsgevangenen van
het oosten naar het westen te verplaat
sen om hen vanuit Tandjoeng Priok uit
eindelijk te verschepen, richting Japan of
een ander oorlogsgebied, waar zij kon
den worden ingezet voor slavenarbeid,
ledereen was vanzelfsprekend zenuw
achtig omdat ook niemand wist wat er
met ons zou gebeuren. Wij werden in
geblindeerde treinen afgevoerd en bij
een pauze van ongeveer een dag, tijdens
de rit die enkele dagen duurde, ontdek
ten wij dat we op een rangeerterrein van
het station Soerabaja waren geparkeerd.
De zon scheen meedogenloos op de
spoorwagons en de hitte en de stank bin
nen waren nagenoeg ondraaglijk. Er was
nauwelijks water en als toilet diende één
tonnetje per wagon. We vreesden het
ergste, namelijk dat we van hieruit zou
den worden ingescheept. Tegen de
avond echter, zette de trein zich weer in
beweging en na een reis van anderhalve
dag bereikten wij, zoals later bleek, onze
bestemming, de gevangenis te Banjoe
Biroe, het oude Fort Willem III boven
Semarang. Wij werden met circa veertig
man gepropt in cellen die oorspronkelijk
bedoeld waren voor zestien twintig. Het
was een hoogst onplezierige periode. De
gevangenis was vergeven van de wand
luizen die ook niet waren uit te roeien.
Elke nacht was een hernieuwd gevecht
tegen de legers luizen die over je lichaam
in gesloten gelederen marcheerden en
zich tegoed deden aan het bloed waarop
je toch wel zuinig wilde zijn. Eenmaal per
dag werd je voor een paar uur gelucht.
Die tijd gebruikte je voornamelijk om de
luizen in je slaapplanken te vernietigen
door met een vergrootglas, als je dat
had, de naden uit te branden. Voor de
rest van de dag zat je opgesloten terwijl
je 's middags bij toerbeurt celsgewijs
naar de badgelegenheid werd gediri
geerd waar een aantal pijpen een dun
straaltje water gaf waaronder je kon
baden. Zeep was een luxe en meestal
bewaarde je die zuinig voor gelegenhe
den, die zich mochten voordoen in de
toekomst waarin je op je best tevoor
schijn wilde komen, b.v. als je weer naar
huis mocht gaan.
Volgende maand het tweede en laatste deel.
27