Het vergeten verhaal
van één van de
Schmidt-arrestanten
(ii)
door Geert Onno Prins
Eind 1953 en begin 1954 arresteerde de
Indonesische politie Henry Schmidt en
Leon Jungschlager. Zij werden ervan
beschuldigd de leiding te hebben over de
NIGO, de Nederlands-Indische Guerrilla
Organisatie. Dat zou een staatsgevaar
lijke bende zijn. De processen tegen
Schmidt en Jungschlager zouden enkele
jaren lang de gemoederen in Nederland
en Indonesië in beweging houden. Maar
er waren meer 'NIGO-arrestanten' of
'Schmidt-arrestantenNederlanders,
warga negara's, Javanen, Chinezen...
achteraf schat Rath het aantal op tachtig.
Daaronder bevonden zich 34 Neder
landers, minder dan de helft. De meeste
Nederlandse gevangenen waren Indo
europees. Zo ook J.H. Rath, over wie dit
stuk gaat. Hij is één van de vele vergeten
Schmidt-arrestanten.
Bandung, 1 januari 1954. Rath wordt
thuis door de Mobrig, de mobiele brigade
opgepakt. Zo maar. Mogelijk had iemand
onder druk gezegd dat Rath iets met de
NIGO te maken had. Het is voor hem en
zijn gezin in elk geval het begin van een
nachtmerrie die twee jaar zal duren.
Mevrouw Rath geeft haar man nog gauw
wat zeep, schone kleren en bestek mee
en Rath wordt overgebracht naar een bu
reau aan de Djalan Braga in Bandung.
Daar wordt Rath 'verhoord' zoals dat
heet. De vragen worden in het Neder
lands gesteld, maar in het Indonesisch
opgetekend. Het komt erop neer dat de
inspecteurs hem woorden in de mond
willen leggen, maar Rath is niet van plan
dingen te bekennen waar hij niets mee te
maken heeft. Ze proberen hem te dwin
gen door hem een aantal harde vuistsla
gen in zijn gezicht te verkopen.
Uiteindelijk wordt Rath zelfs met executie
bedreigd, maar als ook dat geen effect
heeft, geven ze het voorlopig op. Onder
tussen ziet Rath hoe een andere arres
tant, een zekere Hofman, zwaar toegeta
keld afgevoerd wordt.
De staatspolitie had getuigen nodig in het
proces tegen Schmidt. Getuigen tussen
aanhalingstekens, omdat ze alleen valse
verklaringen konden afleggen; het hele
idee van de NIGO is namelijk zeer
waarschijnlijk een verzinsel geweest van
de Indonesische regering. Waarom zou
die een Nederlandse samenzwering in
het leven roepen? Daar is wel een ver
klaring voor te geven. Indonesië had op
dat moment met allerlei problemen te
kampen. Het land stond economisch nog
lang niet op eigen benen en was nog
zeer afhankelijk van Nederland. Dat
alleen al zorgde voor ontevredenheid. Er
leek weinig veranderd sinds de onafhan
kelijkheid. Maar ook onderling boterde
het niet zo in het land, er waren veel
onderlinge tegenstellingen. Met het
NIGO-verhaal kon de regering-
Sastroamidjojo een hoop problemen aan
pakken. De gematigde regering kon nu
laten zien dat het daadkrachtig kon optre
den. Dat was ook belangrijk met het oog
op de komende verkiezingen. En met
een gemeenschappelijke vijand zou de
aandacht afgeleid kunnen worden van
eigen tekortkomingen. De eenheid zou
zo wat hersteld kunnen worden.
Nederland was de ideale zondebok.
's Avonds wordt Rath met enkele lotge
noten naar een ander bureau overge
bracht. In de vrachtwagen zitten onder
andere De Mey van Gerwen en Duy-
sings, die hij van een liefdadigheidsver
eniging kent. Rath komt terecht in de eer
ste politiesectie aan de aloon-aloon van
Bandung. Daar zitten op dat moment al
twee andere arrestanten, Kain en Kerse
boom. Een paar dagen later komen er
nog meer: Patiwael, De Neys, Jung A
Seng, Ang Kiem Tjiang junior, Djafar en
twee Indonesiërs uit Borneo.
Het bestek, de zeep en de schone kleren
die Rath mee had genomen, moet hij nu
inleveren. De cel waarin hij belandt, is
niet groter dan een bed: twee meter lang
en ruim een halve meter breed. De vol
gende ochtend mag hij niet naar de wc.
Het eten is smerig en hij moet het met
zijn handen opeten.
Twee keer per dag mag Rath vijf minuten
naar buiten om wat frisse lucht in te ade
men en de rest van de tijd zit hij in zijn
cel. Daar moet hij aanhoren hoe andere
arrestanten mishandeld worden. Ze
schreeuwen en kreunen. Na een maand
mag Rath een eerste bad nemen.
In maart 1954 brengt de politie een
groepje gevangenen naar Bogor, naar
het Kampement van de Mobiele Brigade
aan de Kedung Halang. Het zijn Rath, De
Mey van Gerwen, Duysings, Benenati,
Bakker, Remst, Kolk, Prins, Barkey,
Lengen en een aantal Indonesiërs; in
totaal negentien man. Rath zit onderweg
aan Benenati vastgeboeid. Tijdens de rit
vertelt Benenati dat inspecteur Tomasoa
en anderen hem hebben mishandeld en
hij laat de littekens op zijn handen en
benen zien. Ook de meeste anderen blij
ken te zijn mishandeld. Rath is er nog
redelijk goed vanaf gekomen. Althans, tot
nu toe. Een paar vertellen hoe zij in een
vijver telkens met hun hoofd onder water
werden gehouden tot zij bijna stikten. Dat
was bij een huis aan de Djalan Setiabudi
in Bandung.
In Bogor aangekomen, wordt het gezel
schap gesplitst. Rath wordt met twaalf
anderen in hetzelfde gebouw geplaatst.
Ze mogen weliswaar niet met elkaar pra
ten, maar de omstandigheden zijn veel
beter. De cel is leefbaarder, het eten is
beter en de behandeling ook.
Toen Rath een maand gevangen zat,
begon Hoge Commissaris Van Bylandt te
vermoeden dat de Indonesische regering
achter de arrestaties zat. In februari arri
veerden de eerste hulpkreten bij Van
Bylandt. Sommige gevangenen hadden
briefjes uit de gevangenis kunnen smok
kelen en daarin vertelden ze over
mishandeling. Geen van de arrestanten
begreep iets van de beschuldigingen.
Van Bylandt, de Hoge Commissaris, pro
beerde wat voor de gevangenen te doen
en sprak begin maart met premier
Sastroamidjojo. Die zei echter weinig en
ontkende alles. Volgens hem werden de
gevangen niet gemarteld, maar ze moch
ten ook geen bezoek ontvangen, dus
Van Bylandt kon dat niet persoonlijk aan
ze vragen. Hij geloofde weinig van wat
Sastroamidjojo zei, maar hij was machte
loos.
Op twaalf mei 1954 wordt Rath vanuit
Bogor weer teruggebracht naar Bandung;
Rath, Duysings en een zekere Reijnst
met zijn twee kinderen. Reijnst vertelt dat
hij gevangen zit aan de Djalan Panorama
in Bandung en dat hij zijn kinderen daar
bij zich mag hebben. Baden en Manoch,
twee andere arrestanten, zijn volgens
hem door de mand gevallen en hebben
schuld bekend. Reijnst zegt zelf niets van
de NIGO af te weten en onschuldig te
zijn aan wat voor subversieve activiteiten
dan ook. Rath is van te voren echter door
verschillende mede-arrestanten gewaar
schuwd dat hij voor Reijnst op moet pas
sen; hij zou een informant van de politie
zijn.
Terug in Bandung komt Rath in een cel
terecht met vier andere gevangenen,
Dado, Sahertian, Hadji Djarkasih en Ang
Kiem Tjiang. De zoon van deze Ang
Kiem Tjiang heeft Rath op de eerste poli
tiesectie in Bandung ontmoet, die wordt
ook gevangen gehouden in verband met
de NIGO. De volgende dag, dertien mei,
wordt Ang Kiem Tjiang meegenomen
voor verhoor. Het duurt een paar uur
voordat hij terugkomt. Hij houdt zijn mond
dicht, wil niets loslaten over wat er is
gebeurd. De volgende middag, om drie
uur, moet hij weer meekomen en hij is
pas om negen uur 's avonds terug. Zijn
kleren zijn nat, hij is bont en blauw gesla
gen, maar hij wil nog steeds niets vertel
len. De volgende avond komt Ang Kiem
Tjiang wat los en hij vertelt hoe Tomasoa
28