avond bij vader op bezoek om samen met hem bij het apparaat te zitten. Steeds opnieuw werd er op de korte golf afgestemd en tastten zij alle stations af met Arabische uitzendingen. Al Kahirah, London, Parijs en Berlijn. Stations met fading. Geluiden, die uit de ether komen. Geheimzinnige boodschappen die regel matig aanzwellen, langzaam weer ver dwijnen en dan weer terug komen. Vaak hoorde je nerveuze fluittonen tussendoor met het onvermijdelijke gejank van Mexicaanse Honden. Die fluittonen waren volgens Amir mor seseinen. Tonen van langgerekt geklaag, korte stoten, zenuwachtig en in paniek, alsof de boodschapper bang en gehaast was dat men hem niet zou ontvangen en daarom de stemmen van andere zenders uit de lucht probeerde te duwen. Op fluisterende toon gaven beide man nen, als waren ze samenzweerders, kommentaar op de boodschappen. Kommentaar waarvan ik niets begreep. Eigenlijk had niemand van ons behalve vader iets aan die radio. Moeder niet, omdat zij alleen naar kron- tjongmuziek wilde luisteren die vader haatte. En hij verbood ons allemaal dat soort lawaai en gejengel in huis te halen. Hij wilde in geen geval 'Sajang sajang, indoeng-indoeng di lajang' horen. Moeder luisterde nooit naar nieuwsbe richten, en zeker nooit naar de Arabische uitzendingen. Wij, kinderen, hadden al gauw de belangstelling voor het nieuwe speelgoed verloren. Alleen kon ik om onbegrijpelijke redenen de geluiden in de nacht, de geluiden tus sen slaap en waak niet meer missen. Iedere avond weer verplaatste vader de radio naar de voorgalerij. Hij zette zijn stoel zo dicht mogelijk bij het apparaat. Met zijn linkerhand tegen zijn linkeroor, zijn hoofd diep naar het toestel gebogen. Het geluid had hij niet al te hard gezet om ons kinderen in de belendende kamer niet wakker te maken. De voorgalerij was in duisternis gelaten om geen muskieten aan te trekken. Alleen zijn gezicht werd verlicht door het zwakke schijnsel van het schaalvenster met het groene kattenoog. Een gloeiende spiraal 'obat njamoek' aan zijn voeten deed pogingen met haar wal mende slierten en prikkelende geur de muggen te verjagen. Eenzaam zat hij daar naar de berichten in de nacht te luisteren. Soms rook ik door de open ramen van onze slaapkamer ook een zwakke geur van klonjo en kwamen er gedempte stemmen bij. Dan wist ik dat Kadir Radio weer eens op bezoek was. Steeds maar boodschappen uit de verte, boodschappen die ik niet kon ontcijferen. Stemmen in verschillende talen, die elkaar in de nauw samengeperste ruimte van de kast probeerden te verdringen. Het zangerige Frans uit Parijs, het hoog hartige en afgemeten Engels uit Londen en het blaffende, snauwende Duits uit Berlijn. Die vreemde talen gingen, vaak na marsmuziek of regelmatige bronzen tonen uit verschillende gongen, als om het tijdsein aan te geven, in het Arabisch over. Het welluidende Arabisch, zoals dat vooral in Egypte werd gesproken. Die stemmen waren vleiend, ze smeekten de luisteraars om hen op hun woord te gelo ven. Stemmen die regelmatig verdrongen wor den door morseseinen. Altijd weer die klagende fluittonen. Ze gaven je een gevoel van schuld als je ze niet kon beantwoorden. Vanuit mijn bed kon ik door de open ramen de heldere hemel zien. Ik zag die stemmen in de aether, in de heldere lucht, tussen de sterren door vliegen om via onze antenne in de radio te komen. De nieuwslezers zaten niet in de studio's, zoals Amir beweerde, maar stonden op de torenschansen en mina retten, net als onze muadhin en riepen luid in de nacht hun boodschappen over de landen heen. Het was niet de fading maar de wind, die daar hoog boven de steden, onder het geflonker van de mil joenen sterren en voortjagende wolken de stemmen naar verschillende richtin gen blies en de berichten uit elkaar rafel den zodat ze vaak de weg naar onze bamboe masten niet weer wisten te vin den. De morseseinen, die zo zenuwachtig klonken, kwamen beslist van schepen in nood. Er moest gauw hulp geboden wor den, S.O.S.-S.O.S., anders zouden zij in die duisternis met man en macht ver gaan, zoals tijdens de ramp van de Titanic. Met beelden, van een zee vol met Titanics en de angstige fluittonen viel ik dan in slaap om de volgende dag met slechts één gedachte wakker te worden: Die stemmen hadden mij geroepen. Hun taal was zo smekend, hun roep zo sterk dat ik daar gevolg aan moest geven. Ik moest naar al die verre landen vertrek ken, wat er ook gebeurde. Misschien om ingenieur te worden, al geloofde ik niet in die fading, de laag, die ik niet kon zien, of de ionensfeer die als een enorme bolle spiegel de aarde omklemde, een bol gelijk die als een hart klopte, die niets doorliet en alle korte golven naar de aarde terugkaatste. Neen, ik wist dat het de wind moest zijn, de wind die ik langs mijn gezicht kon voe len en die ik kon zien als hij de toppen van de bomen heen en weer doet bewe gen en de zilveromrande wolken langs de maan laat voortjagen. Vanaf die tijd dat wij thuis een radio had den en alle vaders er iedere avond naar luisterden, bleek de sfeer in onze kam pong Arab te zijn veranderd. Ook vader gedroeg zich vreemd thuis. Hij was met zijn gedachten afwezig, staarde vaak naar een onbestemd punt in de verte, gaf korte antwoorden en werd tegen de avonduren ongedurig. Ik hoorde hem in huis steeds dezelfde woorden gebruiken, zoals 'Itha atal Arabia en Siassat al Bi- laad', wat zoveel betekende als Arabische uitzending en politiek van het land. Ridha bin Akhal, onze kapitein der Arabieren, die verantwoordelijk was voor het wel en wee van onze kleine samenle ving in Solo en ons bij het Nederlands- Indisch gouvernement als woordvoerder vertegenwoordigde, was een goede vriend van vader. Hij kwam zich nu bij hem beklagen dat de hechte gemeen schap in twee kampen uiteen dreigde te vallen. Hij noemde geen namen, maar vader kon wel raden wie Bin Akhal van onruststo- ken verdacht. Eerst was er rust en vrede, maar nu met al die radio's en die buitenlandse uitzen dingen was het uit met die eensgezind heid. Er waren mensen, die het dragen van Torboesj en het rijden in Fiat's wilden verbieden omdat die goederen uit Italië kwamen. Die Italianen misdroegen zich in Abessinië. Weer anderen vonden de Fransen en vooral de Engelsen onbetrouwbare bond genoten in de vrijheidsstrijd van volken die zich van het buitenlandse juk wilden bevrijden. Men dacht terug aan dat, wat er na de Eerste Wereldoorlog was gebeurd in het Midden-Oosten. Had Sjeich Ourens (Lawrence van Arabië) zijn medaille niet naar de Engelse koning teruggestuurd en was hij niet zomaar plotseling als een teleurgestelde man in het niets verdwenen? De man van wie Bin Akhal de naam niet wilde noemen zou bij zijn aanhangers de weerzin tegen de Engelsen aanwakkeren en sympatiseren met de figuur die in Al Mania de baas speelde. Die zou de Arabieren van nut kunnen zijn om de gehate kolonialen uit hun land te verdrij ven. Daar werd tegen in gebracht dat die Almani's de Bani Sem haatten. En daar hoorden de Arabieren toch ook bij. Neen, die haat gold uitsluitend de Jehudi's. De Engelsen en de Amerikanen wilden ook ons Falestien aan diezelfde joden verkwanselen. De Kapitein maakte zich zorgen over de rust in Kampong Arab. Wij, kinderen, hadden ons weinig aange trokken van de problemen van onze vaders omdat andere zaken onze aan dacht opeisten. Zo was er het toelatingsexamen voor de HBS waarop ik mij moest voorbereiden en verder een 'moordzaak', die de 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 37