In gesprek met Riny Boeijen Gemengde gevoelens Zonder titel(s) Hier vechten kinderen - daar dragen zij elkaar Door Riny Boeijen Het is een gewone ochtend in Takengon. De zwijgende vader zit op de veranda met zijn kopi tubruk en zijn eerste sigaret. Tjoek, een gele bastaard, ligt aan zijn voeten. Vaders moede ogen dwalen langs de rijen palmen naar de overkant, waar de theestruiken reiken tot aan de einder. Hij behoort tot de heren van de thee. Als zoon uit een Indisch huwelijk is hij jaren gele den naar Indië vertrokken. 'Ik wilde eigenlijk niet gaan', had hij me ooit toevertrouwd. Maar het was de stille kracht geweest die hem hierheen had gevoerd. Naar 'het laaste huis van de wereld. Zo noemde hij de onderneming. Een onderneming die iedereen kende, van Sabang tot Merauke. Zijn vrouw was al die tropische jaren een steun voor hem geweest. Het was een hard bestaan. Maar toen het eenmaal beter ging en ze genoeg bediendes hadden, kon ze zich verma ken met de Indische tantes uit de buurt. Toen mocht vader het damesclubje nog graag plagen. 'Soebatten, sarongs en sinjo's, daar kunnen jullie je een leven lang mee bezig houden', riep hij altijd. Ze hadden één dochter, Matabia. Een brandal, zeker geen gewoon Indisch meisje. Ze speelde altijd met jongens. Met Taaie en Neut. Tenminste, zo lang het goed ging. De jongens scholden haar wel eens uit. 'Aapje, aapje,' klonk het dan treiterend van achter het gedek. Matabia liet zich dat niet zeggen en ging op de vuist. Totdat vader ingreep. 'Ik pak mijn Tjies en schiet jullie oren van je hoofd, katjangs' riep hij de jongens toe. 'En jij', tegen Matabia 'meisjes vechten nietDat zal wel dat Needands bloed van je zijn. Eens vrienden, altijd vrienden, maak toch niet altijd ruzie.' 'Zij zijn begonnen,' deed Matabia nog een poging haar gelijk te halen. Om vervolgens de berusten. 'Sudah, laat maat. Haar temperament bekoelde pas echt toen ze Nathan Sid ont moette. Een Indo kesasar. 'Die eet nog sambal bij de spruitjes', had zijn vrouw geroepen toen Matabia hem voorstelde. Ze had hem ontmoet tijdens een vakantie op Samosir. Zo heette het dat Matabia verkering had met een vriend aan het Tobameer. Een halfjaar later trouwden ze en gingen op huwelijksreis. De briefkaart had hij nog. Groeten uit Bukittinggi stond er op. Dat alles leek allemaal nog pas gisteren. Nathan Sid had zijn dochter meegenomen naar het verre, koude land. Jarenlang had hij haar niet meer gezien. Geschreven had ze ja. Eerst nog vrolijk. Dat het daar zo koud was en datje moest schuilen voorde regen. Later werden haar geschriften echter spaarzamer en grimmiger. Ze moest opnieuw vechten. Net als vroeger. Nu vanwege het kleurverschil. Brieven. Dat was alles wat hij nog had. Brieven uit een djatihou ten kist. En foto's. Vergeelde portretten. Te weinig nog om voor te leven. Aan het einde van de middag als de zon de rijen klappers heeft omgetoverd tot blauwe palmen, is vader aan zijn laatste reis begonnen; een reis naar het vaderland in de verte. En Tjoeks gehuil sterft weg in het verzonkene. Een beschaafde Hollandse jongeman met een bijzonder groot hart voor Indische mensen en voor Indonesië, zo zou ik Riny Boeijen in één zin kunnen omschrijven. Maar dan wel een jongeman met een opmerkelijk talent om dat grote hart om te zetten in beeldende zinnen, die op het juiste moment een gevoelige snaar weten te raken, en op het andere juiste moment je lachspieren kietelen. Riny werd 43 jaar geleden geboren in Berghem, een klein plaatsje Noord-Brabant. Als oudste van twee zonen groeide hij op tegenover de kerk, waar zijn ouders, hoe kan het ook anders dan tegenover de kerk, een drukbezocht en gezellig café hadden. Na vier jaar lagere school werd besloten om de grote stap naar het middelbaar onderwijs wat kleiner te maken door Riny vast naar de grote stad, Oss wel te verstaan, te stu ren. In de stad voelde hij zich prima thuis, en deed het erg goed op school. Zo goed, dat hij als beste van de klas, het liefst zelf leraar had willen worden. Omdat hij voor de opleiding helaas werd uitgeloot, gingen zijn plannen in die richting niet door. No problem, dan maar gewoon een baan zoeken en 's avonds studeren: boekhouden. Riny was een volhouder, waar hij aan begon maakte hij ook af. Tot en en met SPD. Een groot verantwoordelijkheidsgevoel en zelfstandigheid vormde hem op jonge leeftijd al tot een Einzelganger, die met volle teugen als twintiger van de revolutionaire jaren zeventig mocht genieten. Speelde gitaar in een band en luisterde, net als iedereen, naar Jimi Hendrix. Vooral naar de teksten. Lezen was er toen nog niet bij. Na een aantal jaren te hebben gewerkt in financiële en administratieve branches in de omge ving van Oss besluit Riny zijn horizon te verbreden en zoekt een andere setting, richting Heemskerk. Hij heeft het niet zo heel erg naar zijn zin, voor de doorsnee Amsterdammer heb je immers maar twee soorten mensen: Amsterdammers en boe ren. Zijn eerste contact met Indische mensen kwam veel eerder; via een schoolvriend en klasgenoot, een Ambonese jongen bij wie hij nogal eens over de vloer kwam. Het viel hem op hoe rustig en bescheiden ze waren. Hoe spontaan en hartelijk ze zijn, zonder vrijpostig te worden. De gastvrijheid van Indische mensen deed hem een beetje denken aan die van Brabant, en hij voelde zich er bij thuis. Hij is getrouwd met Louise, een uit gesproken lief Indisch meisje, bij wie al die typisch Indische trekjes op een heerlijke manier aanwezig zijn. Het was door en met haar dat hij in 1988 voor het eerst een reis maakte naar Indonesië, en hij voorgoed zijn hart verloor aan dat land, waarin hij zijn eigen jeugd weer zag: vrij en lief devol. Het is vooral de innerlijke wijsheid van de mensen die hem zo treft, en de genegenheid voor elkaar, die met name bij kinderen voortdurend wordt gedemonstreerd. Heel raak zijn dan ook zijn woorden 'Hier vechten kinderen; daar dragen zij elkaar'. Riny en Louise zijn meerdere malen teruggegaan naar Indonesië, de inspiratiebron voor zijn schrijverij. Het is alweer jaren geleden, dat hij zijn eerste pennevruchten opstuurde ter publicatie in Moesson, en ik ben er trots op dat wij eraan mochten meewerken dat door het plaatsen van zijn schrijverij en, die later zijn gebundeld in zijne eerste boek, hem de moed en de inspiratie hebben gegeven om door te gaan met het schrijven. Vivian Boon 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 40