Victor Ju
Eerste geheel metalen Fokker T-IX bommenwerper bestemd voor Nederlands Indië
doorW.G.F. Bekink
Het gonsde in de gevangenis van de
geruchten en er vonden volgens berich
ten van onduidelijke herkomst, landingen
plaats van Amerikaanse troepen steeds
op andere plekken langs de kust.
Onnodig te zeggen dat het allemaal wish-
full thinking was. Af en toe wisten we een
krant in handen te krijgen waarin de grote
overwinningen van de Japanse armada
werden vermeld. Het viel ons op dat die
overwinningen steeds dichter naar Japan
toe plaatsvonden. Aan de hand van kran
tenberichten leefde Victor zijn fantasie uit
in geïllustreerde versies van de zee- en
luchtslagen zoals hij die in zijn verbeel
ding zag. Het waren fantastische aqua
rellen. Ik herinner me nog één illustratie
van een eskader Dauntless duik
bommenwerpers die zich op de Japanse
vloot storten. Het was zó realistisch dat je
bijna duizelig werd, zoals het voorstelde,
je vanuit een vliegtuig in de diepte keek,
waarin ver beneden je de Japanse sche
pen zag, die in zig-zag manoeuvres
trachtten de bommen te ontwijken. Het
was ook een genot om hem te zien schil
deren, vooral de intensiteit waarmee hij
dat deed. Het was vaak of hij het beleef
de!
Op een dag kwam er een onverwachte
visitatie van de cellen door de Japanners.
Vic raakte in paniek en wilde alle tekenin
gen verscheuren. Ik wist hem van dat
idee af te brengen, waarop hij in razende
haast alle Amerikaanse kentekens op de
vliegtuigen verving door rode ballen die
de Japanse vliegtuigen kenmerkten. We
waren van mening dat de Jappen niet
een Japans vliegtuigtype van een
Amerikaanse zouden kunnen onder
scheiden.
Na ongeveer een jaar bespeurden we op
een dag grote bedrijvigheid in het kantoor
van de Japanse commandant. Het bleek
dat we weer zouden verhuizen, alweer
westwaarts en naar wij dachten weer
dichter naar de afscheephaven Tandjong
Priok. We dachten dat het nu ging
gebeuren. Wij werden gesplitst in twee
groepen, een groep, waartoe ik behoor
de, reisde af naar Bandung waar we wer
den overgebracht in de kazerne van het
15e Bat. infanterie.
De tweede groep waartoe Victor behoor
de verhuisde naar de vroegere garni
zoensstad Tjimahi. Dit was het moment
waarbij onze wegen zich splitsten en we
elkaar uit het oog verloren tot de capitula
tie van Japan.
Na de overgave van Japan op 15 augus
tus en later op 31 augustus, op de ver
jaardag van Koningin Wilhelmina, toen
nog niets wees op een spoedige vrijla
ting, nam ik zelf het initiatief en verliet het
kamp. Ik meldde me bij het Rode Kruis
en wist via die organisatie een treinkaart
je naar Malang te bemachtigen. Malang
was de stad waar ik was opgepakt voor
internering en waar ik mijn gezin had
achtergelaten. Victor, die ook in Malang
was opgepakt had blijkbaar hetzelfde
idee gehad want enkele dagen later
kwam ik Victor ook weer tegen. Het was
goed in een bekende omgeving terug te
zijn en weer oude vrienden en kennissen
te ontmoeten die de oorlog redelijk had
den doorstaan. Onze vreugde was he
laas van korte duur. De aanloop tot de In
donesische revolutie was begonnen.
Aanvankelijk zat ik in de Lowokwaroe-
gevangenis maar werd enkele maanden
later overgebracht naar de zogenoemde
Kleine Boei (kleine gevangenis) aan de
aloon-aloon in Malang, waar ik Victor
weer aantrof.
Over die periode valt eigenlijk weinig te
vertellen. Er viel niets te tekenen of te
schilderen want we hadden gewoon geen
materialen omdat we opgepakt waren
zoals we stonden of liepen en pas veel
later enige extra kledij ontvingen. Er zijn
over die tijd natuurlijk nog talloze anekdo
tes te vertellen die echter niet zo van
belang zijn in dit bestek. Precies een jaar
later werd tussen de Nederlandse rege
ring en de vertegenwoordigers van de
Indonesische revolutionairen een over
eenkomst gesloten waarbij de gevange
nen werden uitgewisseld. We vertrokken,
wederom in geblindeerde treinen, naar
wat toen nog Batavia heette. Victor bleef
achter in Batavia terwijl ik met m'n familie
naar Bandoeng werd gebracht. Buiten de
grote steden was het in die dagen heel
onveilig en reizen tussen de steden was
alleen mogelijk in militaire convooien. We
hadden dus nauwelijks contact. Ik vertrok
in december 1946 naar Nederland en
voorzover ik mij herinner werkte Victor
toen reeds voor de RVD (Regerings
Voorlichtings Dienst).
In januari 1947 kwam ik in Nederland aan
in een van de koudste winters sinds men
senheugenis. Ik bofte nog omdat mijn
moeder een huis bezat in Amsterdam en
ik dus voor onderdak niet afhankelijk was
van het onderbrengen in een van de vele
contract-pensions die verspreid lagen
over het hele land. Enkele maanden later
kwam ook Victor naar Nederland. Hij
bleek inmiddels getrouwd te zijn met een
vrouw, die hij in de korte tijd dat wij in
Malang vrij waren, tussen twee interne
ringen in, daar had leren kennen. Mijn
moeder had nog een pied a terre in Den
Haag en ik wist van haar gedaan te krij
gen Victor en zijn familie daar te laten
wonen. Ik had hem vanzelfsprekend
graag een beetje in de buurt. Als
Indische mensen probeerden we wel zo
veel mogelijk bij elkaar te blijven want we
hadden niet veel op met de
Nederlanders, die nauwelijks belangstel
ling hadden voor onze ellendige oorlogs
ervaringen en bovendien afgunstig waren
op de vermeende voorkeursbehandeling.
Omdat we langzamerhand genoeg had
den van gevangenissen en internering
waren we aanvankelijk van plan om in
Nederland te blijven. We maakten een
plan om gezamenlijk een zaak op te zet
ten, een reclamebureau, op fifty-fifty
basis, eigenlijk min of meer een voortzet
ting van onze zakelijke verhouding in het
eerste interneringskamp. Via Hans
Martin, de onderdirecteur van de KLM
22