Het Blewak-krabbertje en
'Sacre du Printemps'
Tjalie Robinson schreef dertig jaar geleden, om precies te zijn in Tong Tong van 15 juli 1966 (11e jaargang
no. 1) onderstaand artikel. De kleine man is aan het uitsterven, zo schreef hij toen al. En hij had gelijk; de
kleine man is bijna uitgestorven, maar gelukkig nog niet helemaal. Moesson is er ook nog steeds, zij het
struggling tegen de 'vooruitgang'. Zolang de behoefte naar een eigen, door onszelf in elkaar geknutseld blad
bestaat, zolang zal Moesson blijven bestaan, gebruik makend van nieuwe ontwikkelingen (we moeten wel!),
maar nog altijd ontsproten uit creativiteit. De creativiteit van de kleine man. Lees maar...
Weet U wel hoe die sliertjes gemaakt
werden? Alleen sommigen weten dat. Dat
deed de stroopverkoper met een appa
raatje dat leek op een veiligheidsscheer
mes, alleen zat er in plaats van de hou
ders voor het mesje een eigenaardig
ding, gemaakt van zes langszij aan
elkaar gesoldeerde buisjes. Daarmee kon
je dus de meloenhelften keurig uitkrab
ben en kreeg je mooie sliertjes. Ja, die
eenvoudige kerels van de straat zijn vaak
erg handig en knutselen vernuftge dingen
in mekaar.
Veel Indo's van de ambachtsschool,
KWS, KES, enz. deden dat ook graag.
Als vriendendienst voor mekaar. Ze zaten
dan vaak weken lang te smeden en tim
meren en boren en schaven in hun goe-
dang, maar kwamen altijd tevoorschijn
36
met een prachtig stuk vakmanswerk. Het
gaf hun het idee dat ze niet helemaal her
senloos een fabrieksmeubel waren, zoals
zo menig vakman tegenwoordig. Het was
scheppend werk en men ging er vaak
helemaal in op als een echt artiest. Elk
vrij uur werd doorgebracht aan de draai
bank, met een sjekkie, het fluiten van een
simpel melodietje, zo maar in een ouwe
pyama of een pendekkie. Het was een
aparte vorm van levensgeluk.
Dezer dagen kreeg ik van een 'Kleine
Tok' plotseling zo'n krabbertje.
Zelfgemaakt! Je weet, met dat van ouds
bekende onverschillige gebaar, waarmee
ze je ook een nieuwe kolf voor je BSA-
buks, een sigarenaansteker of een paar
hengsels voor een ouwe koffer konden
geven. Maar er blijkt altijd één waarachtig
ding uit: datje een 'sobat kentel' bent en
dat die vriendschap bestendigd moest
worden met een zelfgemaakt tanda mata.
'Kleine Tok' is natuurlijk een bijnaam uit
jonge jaren. En mensen die Indië goed
kennen, weten dat Tok' komt van Totok'
en dat deze meneer dus erg blank moet
zijn. Klopt. En dat er dus ook een 'Grote
Tok' moest zijn, 'broer-nja'. Klopt ook.
Eigenlijk is de blanke bijna twee meter-
lange 'Kleine Tok' met z'n blanke huid en
blauwe ogen 'precies een Amerikaan' en
hij zou er gemakkelijk voor kunnen door
gaan. Of voor 'echte Hollander'. Maar
gek, weet je, juist zulke Indo's stellen
daar vaak niet de minste prijs op. Niet
omdat het Hollander- of Amerikaanschap
minder zouden zijn, maar omdat ze nu
eenmaal lekker zijn zoals ze zijn, dus
Eigenlijk moet je van Oost-Java
komen om te weten wat een blè-
wak is, een suikermeloentje. In
Amerika heet zo'n meloen
Cantaloupe. Vooral in Soerabaja
'at' men deze blèwak in kleine
sliertjes in de stroop. Sommige
verkopers maakten er een com
pleet feest van. Achter in Pasar
Toendjoengan b.v. was zo'n artist
die grote bokalen 'combination'
verkocht: twee, drie kleuren
stroop, blèwak, siwalan en
geraspt ijs. Als het dan net zo
heet was als op de empangs van
Gris see, dan was zo'n bokaal
stroop 'ein Stuck vom Himmel'!
Ook heel wat keurige dames, die
op Pasar Toendjoengan wat rond-
darden tussen de Bombay-ten-
tjes, konden de verleiding niet
weerstaan om daar zo'n 'royale'
te savoureren...weetjenog?