Ifar revue (ii)
door D.A. Visker
Het verbeteren van de accommodatie op Ifar had in de eerste
plaats te maken met het ontbreken van bouwmaterialen. Die
werden later aangevoerd vanuit Nederland, maar toen er in
Nieuw-Guinea ook een houtzagerij kwam, kwam ook lokaal het
een en ander beschikbaar. Aan de andere kant ontbrak het de
Genie aan mankracht, daarin werd ook voorzien. Vanuit Java
kwamen groepen flinke jongelui, die het plan hadden om zich
een bestaan op te bouwen om later hun familie te laten overko
men. Veel van die jongelui kwamen terecht bij de DETA (Dienst
economische en technische aangelegenheden) van Ir. Arends.
Zij deden heel veel werk aan de verbetering van wegen en
bruggen en bouwden, zowel in Hollandia-stad, als aan de haven
en op Sentani. Andere jongelui meldden zich bij de Genie en
kregen werk op Ifar. We zagen Nieuw-Guinea een ander aan
zien krijgen.
De militaire drumband van sergeant Plaschek
Op Ifar kwam de officiers-sociëteit, waar op feestdagen de offi
cieren en hun dames graag bijeen kwamen en waar na de
dienst menig officier even een verfrissing kwam halen.
Voor de onder-officieren kwam in de plaats van de oude
Quonsets een nieuw gebouw met alle faciliteiten. Bij alle gebou
wen was het een noodzaak om onafgebroken de strijd aan te
binden met de opdringende wildernis.
Wie te traag was in het kappen van struiken en planten, zag
zich weldra ingepakt door de begroeiing. Onvoorstelbaar, hoe
snel dat kon groeien.
Bij parades en op feestdagen vertoonde de Landmacht zich niet
alleen in Ifar, doch marcheerde men ook door Hollandia-stad,
vaak in gezelschap van het Korps Papoea-politie. Vooraan liep
vol trots de Ifar drumband, geleid door de sergeant Plaschek,
die overal applaus oogstte.
De geestelijke verzorging was in handen van de legerpredikant
ds. Jense, die op Ifar het initiatief nam tot de bouw van zijn
'witte kerkje', dat niet alleen diende voor de godsdienstoefe
ningen, doch ook militair-tehuis was, waar alle militairen in hun
vrije tijd welkom thuis waren. Het kerkje kreeg later een echte
'luiklok' vanuit Nederland.
De R.K. militairen hadden hun aalmoezenier Pater Stokmans,
een geestelijke die vele jaren in China had gediend en die ook
een eigen kerkgebouw op Ifar had. Beide geestelijken hadden
geregeld hun radio-praatje via de zender van het strijdkrachten-
In de officiersmess
programma.
Langzamerhand kwamen er meer mensen op en rond Ifar. In de
eerste plaats kwam er een Chinese toko, nadat er reeds eerder
een was gevestigd op Sentani, maar ook familieleden van mili
tairen, die van Java kwamen, gingen in huizen in de omgeving
wonen.
In een dal, dat centraal was gelegen, stond de Lagere school
van Meester Geertsema en juffrouw Koster. Daar kregen alle
jeugdige Ifarezen lessen, die ze hun hele leven zouden geden
ken.
Toen ze later naar Nederland vertrokken bleek, dat ze daar zon
der enige moeite met hun klasgenoten mee konden komen.
Niemand wist, of we er altijd zouden blijven, maar ieder deed
zijn best. We waren bezig een land op te bouwen en dat was
voorlopig voldoende. En zo deed de Landmacht, met zijn kennis
en hulpmiddelen, vaak zaken die het Gouvernement niet, of nog
niet, kon aanvatten.
Het hoofdkwartier had gezorgd dat de militairen, zowel als de
burgers in dienst van het Gouvernement, schriftelijke lessen
konden ontvangen. De D.L.C. (Dienst leger contacten) ontving
de paketten vanuit de instellingen in Nederland en distribueerde
die onder degenen, die cursussen hadden besteld en zorgde
vervolgens voor de gezamenlijke inzendingen van het huiswerk.
Jammer dat hier vaak stagnatie in ontstond als gevolg van de
ongeregelde verbindingen met de verschillende kleine garnizoe
nen langs de hele kust. Toch heeft dit ook veel geholpen voor
Het witte kerkje van ds. W.F. Jense
hen, die na terugkeer in Nederland ander werk zochten.
Het was in Nieuw-Guinea geen gemakkelijk leven, dat zal ieder
een met mij eens zijn, maar de flinkerds zullen het toch met vol
doening gedenken.
38