Waar of niet waar O stroomde, zou hij vlondertjes laten aan brengen voor w.c.'s, afgeschut met gedek. Baden en wassen moesten de vrouwen zich maar bij de put. Aan de achterkant van de huizen, zou hij emperans laten maken van bamboe, afdaken met atap overdekt, waarop gekookt zou worden op vuurpotten van klei en bakstenen. Er moest veel eten klaar gemaakt kunnen worden. En voor brandstof werd ook gezorgd, hij beloofde dat alles binnen tien dagen klaar zou zijn. En het was klaar. De aangestampte vloeren waren schoon geveegd en het rook lekker naar vers gekapte bamboe van de slaapbanken. Puur natuur. We kochten pandan matten op de pasar en kussens van bagor, een soort raffia- weefsel, gevuld met stro. Honderd van elk voor een kwartje het stuk. Ik weet het nog zo goed omdat dat een maal dingen zijn die je nooit vergeet. Wij rekenden uit dat de vrouwen niet meer hoefden te betalen dan een gulden per persoon per dag. Inclusief de maaltij den die natuurlijk wel erg sober zouden zijn. Nasi petjel of nasi sajoer met iets erbij van seroendeng en gebakken tem- peh en ketan voor 't ontbijt of gestoomde ketella's, koffie of thee. En thuis begon nen we al grote hoeveelheden seroen deng te maken en sambal goreng kering van tempeh. In gesloten bussen bleef dat houdbaar. En we maakten liters en liters klapperolie van overrijpe klappers die we onder de bomen opraapten. Om mee te nemen naar Bentjoeloek, want natuurlijk zouden de vrouwen nog willen kokkerel len voor hun mannen. Ze hadden er de hele middag en avond de tijd voor als ze om een uur of twee in de middag arri veerden. En ze kwamen in grote getale, kregen een plekje om te slapen. Kooplieden kwamen met geplukte kip pen, verse vis uit Moentjar, een vissers dorp aan de kust. En de klapperolie, onze zelfgemaakte olie, bruiste en borrel de in grote wadjans op de vuren. Het rook... het rook... goerih... naar gebakken en geroosterde kippen en vis sen. Allemaal om mee te nemen naar de mannen, op weg naar hun harten. Van slapen kwam niet veel, de nacht voor het vertrek. Er werd gefluisterd en onderdrukt gegiebeld. Dit zijn herinneringen aan de oorlog die ik nooit zal vergeten, droevig en hartver warmend tegelijk. En dat alles kwam naar boven toen ik van iemand een brief kreeg, die vroeg: 'Hoe maak ik klapperolie?' Wij woonden in een dorp op één van de hellingen van de goenoeng Kawi in Oost- Java. Omringd door cultuurondernemin gen zoals rubber, koffie en thee. Mijn vader was gepensioneerd en had als hobby het telen van verschillende vruchtbomen, soorten djeroek, mangga, nangka en nog vele andere soorten. Wij woonden er prettig, als gebruikelijk hadden ook wij een staf van bedienden, van koejongen tot djongos toe. De laatste tijd deed een gerucht onder het personeel de ronde, als zouden er onverklaarbare dingen in het dorp gebeu ren. Zo deed Ijem, onze baboe het volgende verhaal: 'Njah gisteren avond liep ik langs de kramat (kerkhof), toen plotseling aan mijn sarong werd getrokken, het hield even plotseling op, maar precies voor de ingang van het kerkhof begon het opnieuw, maar veel heftiger. Ik gilde het uit van angst en heb het op een lopen gezet; met bonkend hart en uitgeput kwam ik thuis. Heus njonja het is gebeurd - soenggoe mati. Mijn moeder zei: 'Ijem, het was de alang alang die langs het pad groeit'. Maar Ijem geloofde er niets van en verontwaardigd ging zij verder met haar werk. Op een dag kwam ook Idris, onze kebon, met een wild verhaal - toen hij langs het kerkhof liep, was het net of een enorme kracht het bamboebos in elkaar drukte en het weer los liet, een enorm geraas ging door het bamboebos. Ook Idris was niet te overreden dat het wel de wind kon zijn geweest. Het was weer rustig na al de gebeurte nissen van de laatste tijd. We gingen die middag, Pa, Ma en ik, op bezoek bij de familie de Wolf, die een flink half uur gaans van ons vandaan woonde. Het werd weer heel gezellig, meneer de Wolf met Pa in de voorgalerij aan de bor rel met 'Topi miring', de Ruiter's jonge jenever en Ma met mevrouw de Wolf aan de etenstafel met zwarte koffie en pisang goreng. Ik ging met de zoon des huizes de tuin in, die ook vol stond met allerlei vruchtbomen. Op aandringen van de familie bleven wij voor het avondeten, in Indië heel gebrui kelijk. Kortweg, het was een geslaagde dag. Tegen een uur of negen werd afscheid genomen, meneer de Wolf gaf ons een olielantaarn mee, omdat het inmiddels aardedonker was. Pa kwam op het idee, om de weg te bekorten, de weg langs het kerkhof te nemen. Na een minuut of tien gelopen te hebben, kwamen wij in de buurt van het kerkhof. Alles was stil en rustig, ik liep met de lan taarn voorop, gevolgd door Pa en daar achter liep Ma. Ik kwam op de gedachte, als wij voor de ingang van het kerkhof zijn, zou ik naar binnen kijken, misschien zie ik wel het een en ander. Op datzelfde ogenblik hoorde ik een zacht gehijg van naast het pad komen, net een hond met zijn tong uit de bek. Naarmate wij het kerkhof naderden werd het geluid steeds sterker, tot het gegil van mijn moeder de stilte verbrak. Ma was op Pa zijn rug gesprongen. Pa met Ma op zijn rug en ik voorop met de lantaarn zetten het op een lopen, om maar zo snel mogelijk van het kerkhof weg te komen. Al hijgend en bleek van schrik kwamen wij thuis. Ijem had al gauw door dat er het een en ander gebeurd moest zijn. Nadat wij ons verhaal hadden gedaan, zei Ijem: 'Ziet u wel, ik heb het altijd gezegd, dat kerkhof is angker.' O.E. Rogier 'De titel van mijn verhaal heb ik bewust gekozen, omdat er lezers zullen zijn, die de echtheid van mijn verhaal zullen betwijfelen.' 41

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 41