it de Schad uwzij de u In mijn land is de zon de hele dag de baas. Hij regeert als een koning over het land, zijn lichtstralen komen al vroeg over de bergen, kleuren de sawa's en verwar men de aarde, de dieren, de planten en de mensen. Daarom hoeven de mensen niet naar zonnebanken te gaan en zich bruin te betalen. Ze kennen geen winterdepres sies en geen ongevallen door ijzel of ijs. De mensen hebben al een mooie bruine tint op hun huid; die krijgen ze van hun dagelijke zon, die niet maanden op vakantie gaat. Mijn land heeft een verbond met de zon, een eeuwig verbond. O, heerlijke heldere zon, stralend gezicht, altijd aanwezige, die schijnt op alle plaatsen en plekjes, zelfs door de huid naar de harten van de mensen. Het warme zonlicht omhelst de dag van de ochtend tot de avond, dan gaat het slapen en doet zijn ogen even dicht. De zon vervult een belangrijke plaats in het leven van de mensen. Hij is betrouw baar en iedereen rekent elke dag op zijn komst. In mijn taal noemt men de zon: mata hari. Mata - oog en hari - dag. De mensen die met het 'oog van de dag' leven hebben iets, iets speciaals in hun leven meegekregen. Iets wat bijna niet in woorden is uit te drukken, iets extra's. Ze zijn zich er niet van bewust, maar in hun manier van leven worden ze gevoed door een geheim. Misschien laat het zich zien in hun gastvrijheid, de manier van onge dwongen omgang, acceptatie, in hun zorg voor de ander of gewoon door iemand iets leuks te geven als aanden ken. Ze zijn aloes, wat betekent: fijn, ze hebben verfijnde manieren uit hun cultuur meegekregen. Mijn mensen waren in zo'n land geboren en zijn ermee vertrouwd geraakt, de glim lach van het land is in hun hart. Tot op een dag alles veranderde en zij niet meer welkom waren in hun eigen land en allen moesten vertrekken. Een nieuwe geest waaide over de eilan den, een rood-witte vlag wuifde een nieu we tijd in de maand augustus 1945. Het volgende jaar kwam Linggadajti in beeld. Linggadjati, oh Linggadjati, pijn en vreug de in november, vreugde en pijn in de elfde maand. Een felle stem stentorde door een geluidsinstallatie vanuit het sta dion de huizen binnen. Geluidswagens reden door de straten, waaruit het geluid van de nieuwe macht schalde: 'Merdeka, merdeka!' Het Koningsplein in Jakarta veranderde in Vrijheidsplein. Weg uit het land, weg uit hun huizen, weg van de waringinboom en weg van de zon. Mijn land heeft mensen laten gaan, prachtige en fijne mensen. Ze zijn plotse ling vertrokken alsof ze geschrokken waren, overrompeld en bang geworden. Vele uren, dagen en weken zijn ze over vele zeeën gevaren naar een nieuw land, Holland. Daar aangekomen zagen ze wolken, wol ken en wolken. Wind, wind en wind. Storm en regen, sneeuw en ijs. Hun huid werd koud, heel koud. Het hele lichaam werd doortrokken van Hollandse kou en kilte. Ze zagen kale bomen, geen bergen maar een vlak land, grijze wolken en geen zon. Waar is de zon? Wie had er een verbond met de zon? De mensen werden verspreid en ver deeld over het hele land, naar het noor den, naar het zuiden, naar het westen en naar het oosten. 'Waar is toch die oom, waar is toch die oma?' vroegen ze zich af. Afgesneden van het land van oorsprong, van hun geschiedenis, hun verhaal, hun taal en cultuur, heet het voortaan aanpas sen, elke dag aanpassen. Indo kesasar*. Ze leerden snel de nieuwe woorden: patat, mayonaise, behang, toiletpapier, centrifuge, schoorsteen, weerberichten... Een stem fluistert ieder moment: 'spreek goed Nederlands, denk Nederlands, leef als een Nederlander...' De dagen, weken en jaren gaan voorbij... Het is winter, strenge winter, de lucht is altijd grijs getekend. En het vriest onein dig lang. Hij rilt elke dag van de kou, zijn huid is verbleekt, zijn lippen gebarsten. Elke ochtend als hij wakker wordt ver langt hij naar de zon. Zijn verlangen wordt groter en groter. Hij vraagt zich af: 'Waar is de zon?' Hij heeft toch een ver bond met de zon? Hij is veranderd. De jaren in het nieuwe land hebben aan hem gewerkt. Hij spreekt, denkt en loopt als de mensen van het nieuwe land. Zijn agenda is vol gepland, hij leeft van afspraak naar afspraak. Zijn horloge bepaalt zijn dag. Hij schrijft geen brieven meer naar zijn familie in Bandung. Is hij kasar* gewor den en weet hij niet meer wat gotong rojong* is? Vroeger zei hij 'adoeh seg' als hij het moeilijk had. Nu 'verdorie' of'shit'. Vroeger 'masuk angin', nu 'ik ben verkou den'. Toch voelt hij voortdurend van bin nen een gemis, een verlangen naar iets wat hij niet kan verwoorden. Iets is hij kwijt, iets is vergeten of iets is verstopt. Hij weet het niet precies meer. Op een dag in maart neemt hij de trein naar Amsterdam, gaat met lijn twee mee en zoekt en vindt de Van Eeghenstraat. Hij loopt naar een deur, bij nr. 90 gaat hij naar binnen en ziet, tot zijn verbazing, allemaal mensen van zijn land. Ze lopen door het gebouw heen en weer, sommigen zitten bij elkaar aan tafel en anderen drinken aan de bar. Na een tijdje gaan ze met elkaar naar een documentaire film kijken op de video. Daarna worden er werkgroepen gevormd en gaan ze in de bovenzalen in groepjes met elkaar praten. In de verschillende verhalen lopen lijnen steeds van het oos ten naar het westen. Er is nieuwsgierig heid en herkenning, er komen vragen en soms komen er antwoorden. Ze hebben door de tijd heen een schat aan ervaringen en kennis opgedaan die ze nu met elkaar kunnen delen. De klok gaat te snel. Veel is nog niet gezegd en veel moet nog aan bod komen. Er zijn stappen gezet en er zullen stappen volgen. Hij is verrast en blij door wat hij hier meemaakt. Is dit het waar hij zolang onbewust naar gezocht had? Ja, voelt hij van binnen, hij heeft de mensen van zijn land, zijn broeders en zusters, zijn lotgenoten al die tijd gemist. Hun ver haal, hun taal, hun leven en hun warmte, daarin kan hij zich spiegelen. De lijn van het oosten naar het westen loopt door... door de eerste, de tweede en derde generatie. Als hij na afloop van de bijeenkomst naar beneden gaat, spreekt hij met ze en denkt aan de zon. Hij luistert naar ze en voelt de zon. En als ze samen het voed sel van zijn land eten, breekt de zon door zijn grijze wolken. Hij wil uit de schaduwzijde en richt zijn gezicht naar de zon die vandaag schijnt door de ogen van zijn mensen. Eddy Lie kasar: grof, onbehouwen; het tegengestelde van aloes. In Indonesië streven mensen er altijd naar om aloes te zijn. gotong rojong: samen een taak uitvoeren, gemeenschappelijke bijdrage leveren; één van de essenties van de Indonesische mens. 50

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 50