Radja Thomas II de Goede; de vorst van Sikka, die het huis van Oranje zeer toegenegen was H ij werd in 1895 geboren als zoon van de latere Radja Josephus Moang Mbako II (1898-1902). Het machtige rijk is gele gen op Oost-Flores en besloeg ongeveer 13% van het eiland. Vader stierf, toen hij nog heel jong was op 27 november 1902. Zijn opvolger Radja Diding stierf al na twee weken. Weer moesten de hoge heren van het rijk worden bijeengeroepen voor de verkiezing van een nieuwe vorst. Besloten werd een waarnemend radja voor de minderjarige Don Thomas te installeren. Deze droeg ook de naam Josephus; doch zijn volledige naam was Radja Don Josephus Nong Meak Ximenes da Silva (naast familielid). Deze zou zich goed van zijn taak weten te kwij ten. Daar stonden de da Silva's om bekend. De voorganger van Josephus M M. II, Radja Andreas Jati (1875-1898) werd beschreven als een rechtgeaard christen, die alleen het goede met zijn volk voor had. Ondertussen werd Tho mas voorbereid op zijn ambt. Hij zou dit niet op zijn 18e jaar, doch later gaan ver vullen, daar het Gouvernement er zeker van wilde zijn, dat de toekomstige vorsten een goede ondergrond zouden hebben. Pas als 26-jarige zou hij Radja worden. Na het gebruikelijke R.K.missieschool bezoek (Flores was dé R.K. enclave van Indië), werd hij langzaam maar zeker ver trouwd gemaakt met zijn toekomstige Het voormalig Nederlands-Indiè kende voor de Tweede Wereldoorlog 276 inlandse rijken, die door het Nederlands-Indische Gouvernement als zogenaamde zelfbesturende land schappen waren erkend. Gebieden, die onder erkenning van de soeverei niteit van Nederland, hun eigen vor- stenbestuur in flinke mate hadden be houden. In dit getal van 276 zaten hele grote rijken; zoals het rijk Surakarta (1930: I 2/3 miljoen inwo ners), of het kleine West Atjehse Pameuë (1930: 354 inwoners), één van de 101 gebieden van het voorma lige Atjehse sultanaat. De heersers van al die staten waren personen van verschillend pluimage; er waren puissant rijken, of vorsten, die zich in kleding en woning nauwe lijks onderscheidden van hun eenvou dig levende onderdanen. Afgezien dan van het ambtskostuum, dat ze veelal van het Nederlands-Indisch Gouvernement kregen. Er waren hele geletterde vorsten bij, of vorsten die hun vorming alleen uit het dagelijkse leven haalden. Er waren ook veel vor sten, die voor de taak, die hen was toebedeeld absoluut ongeschikt waren, doch er waren ook heersers, die zich onderscheidden vanwege hun goede bestuur, karakter en verdere voorkomen. Dit verhaal gaat over één van die goede vorsten. Een vorst die 42 jaar geleden stierf en die 31 jaar geregeerd heeft over een rijk van 1731 km2 met 123.000 inwoners (1930). Zijn naam is Radja Don Thomas II J. Ximenes da Silva van Sikka. Eén van de weinige echte vor sten in alle facetten (voornamelijk in positieve zin) die Indonesië ooit heeft gekend. bestuurlijke taak. Eerst werd hij schrijver van de Controleur van Maumere (de onderafdeling, waar Sikka in lag), later werden hem door het bureau van de Controleur bepaalde bestuurlijke taken opgedragen. Verdere hogere opleiding zou hij niet krijgen. Pas na 1920 ging het Gouvernement er toe over daadwerkelijk te stimuleren, dat de hoofdenzonen hoger onderwijs zouden volgen. Voor Thomas zou dat geen probleem zijn, als leergie rige self-made man, zou hij desal niettemin een hele goede vorst worden. Op St. Nicolaasdag van 1921 werd hij dan eindelijk geïnstalleerd als 17e vorst van Sikka, toen een van de puang tanahs (hoofden van de oorspronkelijke bevol king) hem de eeuwenoude gouden kroon op het hoofd zette en hem de andere gouden regalia aanbood. Sikka stond nu, vooral in de eerste elf jaren van Thomas' regering, een goede tijd te wachten. De nieuwe vorst was inmiddels gehuwd met een plaatselijke edelvrouw en had een zoon gekregen: Don Daniël (de kroonprins, die na Thomas' overlijden door zijn oom werd gepasseerd). Het is wellicht verstandig om even stil te staan bij Sikka's voorgeschiedenis. De dynastie komt van buiten. De eerste vorst, Igor, was de achterkleinzoon van de leider van een groep immigranten: Rae Raja, wiens zoon met de dochter van een plaatselijk Op St. Nicolaasdag van 1921 werd hij dan eindelijk geïnstalleerd als 17e vorst van Sikka... 63

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 63