die in Amsterdam werkten en woonden. Op de eerste dag van de laatste maand van het jaar 1960 ben ik getrouwd met de man die nu nog steeds naast me staat en slaapt. We hebben drie kinderen gekre gen: twee zonen en als laatste een doch ter. Onze eerste woonruimte was een kamer in een voormalig repatrianten opvangcentrum. Hier werd onze eerste zoon geboren en ontdekten we wat de vorst kan doen bij een druppelende kraan. Alle tapijten kregen krullen en je hoefde niet eens naar de ijsbaan! Gelukkig was het niet onze schuld. De pensionhoudster had de kraan op een kier gezet, zodat die niet kon bevriezen. Ze vergat hierbij dat de afvoer op de bui tenmuur zat. En in de zomer daarop een vlooientheater op zolder! Mevrouw was met vakantie en door de warmte waren op de zolder alle neten tot leven geko men! Al dansend werd het schuim op de luierwas meteen zwart! En dan krijg je het ook nog op je dak omdat je het een vlooientheater noemde. Ruim twee jaar later kregen we een huis in Bedum, helemaal voor ons zelf. Bedum was een (toen nog) heel christelijk dorp, waar je zondags niets mocht doen, behal ve twee keer naar de kerk gaan. Toen ik eens de luierwas op een zonnige zondag buiten hing, kwam de buurvrouw me zeggen dat dat niet geoorloofd was. Ik heb toen geantwoord het niet te geloven, want had God niet hemel, aarde, zon en maan voor de mens gemaakt? Was de zon er dan niet om de was te drogen? Nou ja, sudah, laat maar... We hebben zestien jaren in dit (tot foren zen uitgegroeide) dorp gewoond en altijd met plezier. We waren de familie Doorsnee van dat dorp. Alleen met de treinkaping bij Wijster hebben de kinde ren het moeilijk gehad. Dan ben je bruin en ben je anders. Zelfs mijn man heeft toen geweten dat hij geen totok was. Onze kinderen werden groter, mijn werk kwam te vervallen door automatisering van de administratie van het bedrijf, waar ik toch zo'n zeven jaar gewerkt heb. In het begin werkte ik er alleen na schooltijd en later drie hele dagen per week. Mijn echtgenoot werkte bij de Rijkspolitie. Toen de kinderen naar de middelbare school gingen en mijn man overgeplaatst werd naar Groningen, zijn we daar naar toe verhuisd. We zijn gezwicht voor een mooi groot huis, een paleisje was het, maar het had ergens anders op deze aardbol moeten staan. Het was boven een winkelcentrum en het werd er steeds onveiliger. Onze dochter en ikzelf durfden er 's avonds niet meer alleen uit. Tegenover ons was een studentenflat. Ook huisden er bendeleden van de 'Jetsets', die de hele buurt terroriseerden. Toch hebben we er ook gelukkige tijden en leuke momenten beleefd. Komt een vriend van de oudste zoon uit het toilet en zegt dat hij weet, dat we ons altijd 'door spoelen'. Hij heeft de flessen gezien. Maar soms beleef je ook, datje kinderen halve totoks zijn. Ze weten niet eens wat een bawang is, ook niet wat een ui is, maar kennen wel de siepel! Hoe dan dese... We kwamen maar niet weg uit deze buurt. Echt moeilijk! We waren ten einde raad, en hebben toen een huis in de vrije sector gehuurd. Als we een leeg huis zagen en bij het bureau vroegen of we dat huis konden huren, en men vroeg waar we woonden, was dat huis ineens niet meer vrij! Het is best jammer dat we dat grote huis moesten verlaten, want zo'n groot huis hebben we niet meer bewoond. Vaak hebben we feest gevierd in dat huis, dat drie verdiepingen telde. De bovenste kamer was zo groot en hoog (onder de hanebalken), dat het net een atelier leek. Toen onze oudste achttien werd, hebben we tevens mijn verjaardag en die van een collega-kennisje gevierd. De zoon had zijn visite in zijn grote kamer en wij in de huiskamer en aangrenzende open keu ken. Boven denderde de Dire Straits en beneden zwijmelde Patsy Cline. Verder op de avond was de visite van beneden twee trappen gestegen en de jongelui kwamen beneden om 'uit te blazen' onder het genot van een lemper of loempia. We zijn uiteindelijk toch verhuisd naar een andere wijk in Groningen. Maar het leven bestaat echter niet alleen uit roze- geur en maneschijn. Mijn moeder sukkel de met haar hart en is bij een derde hart infarct overleden. Mijn vader bleek bot- kanker in een ver gevorderd stadium te hebben. Ons leven bestond toen uit louter denken en handelen, ziekenhuisbezoeken en onderzoeken voor mijn vader. Op een dag zei mijn vader dat hij geen moed meer kon opbrengen om verder te gaan en geen zin in eten meer had. Veertien dagen hebben we hem nog mogen verzorgen en op een dag vertelde hij dat hij had gedroomd over gebroken glas op de grond, véél mensen in huis, die genoten van het voorgezette eten. Vier maal heeft hij diezelfde droom gehad en de vierde keer zag hij mijn moeder en toen wisten we dat het eind nabij was. Achteraf is alles wat hij droomde uitgeko men, van het begin tot het eind en ik heb ook direct aangevoeld op welke dag hij zou overlijden. Het verdriet, het leegruimen van je ouder lijk huis, dat doet pijn, maar roept ook heerlijke herinneringen op. Verdriet moet zijn tijd hebben. Ik onder vind nog elke dag dat verdriet niet slijt, maar het verlangen naar hen die er niet meer zijn, heviger wordt. Er is nog zo veel te vragen, zo veel dat ik niet meer weet, ik heb zoveel vragen uitgesteld. Ik dacht nog zo véél tijd te hebben: wat is tijd? Ons leven gaat verder. De VUT treedt in; beiden zijn we nu vrij en kunnen genieten van alles wat we niet konden doen toen we nog aan het werk waren. Maar met die vrijheid gaan we financieel ook een heel stuk terug. De huur wordt te zwaar en we kijken uit naar wat anders. Toen onze kinderen nog klein waren en we allebei werkten, hoorden we steeds: 'Koop toch een huis, dat is goedkoper dan huren'. We durfden het niet aan. Maar goede raad is ook duur en toen mijn jongere broer een huis in een piepklein dorp kocht en we daar de boel hebben opgeknapt - we waren toch in de vut - zijn we die omgeving gaan waarderen. Toen er in die straat weer een huis vrij kwam zijn we gezwicht en we wonen nu ruim een jaar in Munnekezijl, een dorp met ca. 850 inwoners. Maar we hoeven het niet van de bevolking te hebben; de natuur is hier grandioos. Wijds, het aan gezicht afwisselend van puur wit in de winter tot helgeel en lichtgroen in het voorjaar. In de zomer kun je zo ver je ogen kunnen reiken, genieten van de bloeiende aardappelvelden en zomergra nen. In het najaar zijn de verkleuringen waar te nemen van goudgeel tot diep bruin. Dit allemaal overgoten met een omvangrijk gevoel van vrijheid, zoals al die vogels om je heen! Dit deel van het land werd onttrokken aan de zee. We wonen niet ver van het wad. Hier is nog ruimte, hier kun je nog vrijuit ademen. Hoe lang nog? Intussen gaat ons leven, zoals van ieder ander, gewoon verder. Mijn man heeft van zijn hobby een nuttig beroep gemaakt. Hij mag zich 'energetisch thera peut' noemen. Aduh, so moeilijk ja, voor ons Indischen toch gewoon 'toekang pijit'. Hij doet dit met veel plezier en steekt er erg veel energie in. Of je nu in Bandung, Jakarta, Groningen of in de desa woont, er zijn altijd mensen wiens acupunten geactiveerd of afgeremd moeten worden. We dachten dat zijn praktijk hier wel zou ophouden, maar hij heeft het bij tijden drukker dan ooit! Voor mij was het fotograferen altijd al een hobby en een cursus fotografie opende veel nieuwe aspecten. De camera is natuurlijk mijn grote vriend en die heb ik altijd in mijn rugzak. Na de cursus fotografie ben ik nog een stapje verder gegaan en ben nu bezig met een cursus 'korte verhalen' schrijven. Een blijde gebeurtenis is ook weer op komst... Onze tweede zoon en zijn vrouw kunnen na acht jaar huwelijk een babyka mer inrichten! Voor de vierde keer word ik Oma, een Indische Oma dan en is dat niet iets om naar uit te zien? Leven... en laten leven! 67

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 67