De ontmoeting Einde Tweede Wereldoorlog 15 augustus 1945 door Jan Blokker Gek eigenlijk, maar dagelijks op straat kom je tientallen wild vreemde mensen tegen zonder dat het je iets zegt of doet. Op drukke marktdagen heb je zelfs botsingen en bijna-botsingen met ze. Afhankelijk tegen wie je botst mompel je een 'pardon' of 'kruikenduiker kun je niet uitkijken', verder niets. Het gaat alle maal aan je leven voorbij, zonder enige herinnering achter te laten. En dan op een dag kom je aan de andere kant van de wereld twee wildvreemde mensen tegen in een bijna-botsing en dan blijkt die ontmoeting voor eeuwig in je geheugen gegrift te zijn. Zo gegrift dat ik de plaats van ontmoeting, nu vier jaar geleden, zo terug zou kunnen vinden. De ontmoeting vond plaats in de buurt van Berastagi op Noord- Sumatra, tijdens m'n droomreis door Indonesië. Vanuit het Hotel Rose Garden in Berastagi had ik een prachtig zicht op een berg met z'n uitlopers. Deze berg verlokte me om op herhaling te gaan. Een herhaling van mijn tempo doeloe, dat toen bestond uit patrouille- en nog eens patrouille-lopen. Met een reisgenoot - toevallig ook een oudmilitair van de 7 decem ber divisie - die m'n plan wel zag zitten en ook aan een stevige wandeling toe was, ging ik op pad. We hadden besloten dat we vanuit het hotel de eerste de beste weg in zouden slaan die richting berg ging. Na tien minuten lopen ontdekten we een weg richting berg. Bij het inslaan van de weg sloeg de herinnering aan toen vroeger meteen toe. De dichte begroeiing aan weerskanten van de weg en de rode aarde waarover we ons voortbewogen waren daar de oorzaak van. De weg ging kronkelend naar boven en werd steeds smaller, Even stilstaan in een eerbiedig herdenken. Want daarna komt de vreugde van het weerzien. Wij moeten leven met de levenden - er is in deze boeiende tijd nog zoveel constructieve arbeid te doen - ook voor ons. In tijden van ver vlakking, waarin mensen langs elkaar leven, is het zo belangrijk, zo warm menselijk, vrienden te hebben met wie je iets gemeen hebt. Blijft niet achter. Het vervlakkende routineleven van alledag biedt ons mensen, die in de tropen geleefd hebben, zo weinig eigens. Een paar uren doorgebracht met mensen, met wie wij enige tijd alle leed en liefde, want die was er ook, gedeeld hebben, werkt als een verfrissend terugvinden van jezelf. Als men er zó tegenover staat, dan is grotendeels de betekenis van deze tijd en ook van het lijden (nog) ongemerkt aan je voor bij gegaan. Zo zal het ook moeten gaan in ons gehele leven, 'ja' zeggend tot het leven, als het goed gaat, met onvermengde vreugde en dankbaarheid. Wat de toekomst ons brengen zal, weten wij niet en daaraan kunnen wij weinig doen. Maar laten wij op 15 augustus a.s. samen in stilte hen geden ken, die onder barre omstandigheden in de bezettingstijd van ons zijn heen gegaan. Ook zij, die na de oorlog hierdoor te om uiteindelijk in een smal pad over te gaan. Door de steeds dichter wordende begroeiing hing er een haast vergeten immen se stilte om ons heen. Geluk overviel me, want dit was weer even Indië zoals ik het gekend heb. Onbewust waren wij ook tot het zwijgen overgegaan. Toen we zo zwijgend naast elkaar lie pen kwamen de herinneringen aan de patrouilles van ruim veer tig jaar geleden bij mij weer haarscherp in beeld. Ook toen lie pen we uren zwijgend achter elkaar aan, alert op elke verdachte beweging en geluid. Ook herinnerde ik me weer mijn altijd aan wezige angstgevoel bij het in- of uitgaan van bochten, want dan was de kans het grootst om in een hinderlaag te lopen. En er lagen wat bochten in de 'linke-soep-gebieden' van West-Java waar we onze patrouilles toen liepen. Mijmerend over enkele slecht afgelopen patrouilles lopen we een bocht in en staan dan onverwachts pal tegenover twee Indonesiërs; een man en een vrouw. Dat was echt even schrik ken. Ook voor de man en vrouw. Ze hadden misschien van alles verwacht, maar zeker geen belanda's op hun pad. De schrik was gelukkig snel over en maakte plaats voor wederzijdse nieuwsgierigheid. Hoewel wij met onze kennis van het Maleis al gauw aan het eind van ons Latijn waren, wisten we toch duidelijk te maken dat we Nederlanders waren op vakantie in Indonesië, en werd het ons duidelijk dat zij op weg waren naar hun even verder gele gen kebon. Van de uitnodiging om de tuin te bekijken, maakten we dank baar gebruik. Aangekomen op de tuin lieten ze trots al de gewassen zien die hij verbouwde en zij op de pasar verkocht. Vele producten waren me overbekend van de Hollandse pot, zoals tomaten, sla, wortelen en uien. Na een half uurtje moeizaam gekeuvel, vervolgden we onze wandeling, maar niet na met veel selamats afscheid genomen te hebben van twee mensen die nu nog steeds in mijn geheu gen gegrift staan. laam vroeg van ons zijn verscheiden. Moge hun zielen nu rust hebben in het Licht van de Eeuwigheid. Mogen wij de kracht nog hebben om verder te gaan op het pad, dat wij nog moeten gaan. Laten jongeren onze taak overnemen, de kracht en het inzicht mogen hebben, dat dit niet voor niets is geweest en dat de periode 1940-1945 zich nimmer mag herha len. Laten wij allen op 15 augustus a.s. bij het Indisch Monument aanwezig zijn, om hen te herdenken, die hun leven hebben gegeven voor een leven in een betere wereld. Moge zij met Ere in Vrede rusten L. Jacobs Ex-krijgsgevangene Flores (Maumere) 72

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 72