Mijn laatste jaren bij de Indische politie
Mei 1947 - juni 1949 (slot)
doorA.L. Orth
De situatie werd gunstig beïnvloed
toen begin februari 1948 de in het
Tasikse gelegerde TNI Siliwangi-
divisie naar Djokja werd geëvacueerd.
Deze divisie was door de snelle opmars
van onze troepen tijdens de Eerste poli
tionele actie geïsoleerd geraakt van de
hoofdmacht. De V-brigade was toen
immers na het bereiken van Cheribon in
zuidoostelijke richting afgezwenkt en had
Gombong veroverd toen het 'cease fire'
werd afgekondigd. Bij één van de, aan de
evacuatie voorafgaande, besprekingen
ben ik nog tegenwoordig geweest.
Daarbij heb ik de TNI-kolonel R. Hidajat
ontmoet, een klasgenoot van de
Bandoengse HBS.
Hij was in 1935 toegelaten tot de KMA en
in 1938 als 2e luitenant KNIL uitgeko
men. Na de Japanse capitulatie was hij
toegetreden tot de TNI. Na de evacuatie
van de TNI hadden wij bijna uitsluitend
nog te maken met de Dar ul Islam en met
ongeregelde bendes.
Wij waren na een maand of zes reeds
sterk genoeg om op de belangrijkste mili
taire buitenposten kleine detachementen
politie te legeren, die samen met de mili
tairen op patrouille gingen en belangrijk
werk deden om het vertrouwen van de
bevolking te winnen.
Eind 1947 was de veiligheidstoestand al
zo vooruit gegaan, dat het niet meer
nodig was om in convooi van Garoet
naar Tasikmalaja te rijden. Af en toe
vond nog wel een beschieting plaats,
maar de meeste vuurcontacten waren tij
dens acties in het terrein.
Éénmaal werd het gebied rond Singapar-
na zo onveilig gemaakt door het optreden
van de Dar ul Islam, dat een detache
ment KST (Korps Speciale Troepen, de
commando's van kapitein Westerling) te
hulp moest worden geroepen.
Ook de politie heeft éénmaal bijstand
gehad in het zeer onveilige gebied rond
Karangnoenggal. Ik kreeg toen voor zes
weken de beschikking over twee units
van de Bijzondere Politie onder comman
do van de inspecteurs Asher en Cooke.
Deze units waren uitstekend bewapend
met Brens e.d. Zij hebben met hun inten
sieve patrouilles veel bijgedragen aan de
pacificatie van het Karangnoenggal-
rayon.
Medio 1948 was de veiligheid al zo ver
beterd, dat ik tot in de verste uithoeken
van mijn uitgebreide ressort kon komen
zonder convooi of enige militaire dekking.
Ik reed dan in mijn jeep, meestal verge
zeld door de posthuiscommandant
Klimek en de agenten Samiran en Kadar.
Deze laatste raakte helaas, toen ik hem
een keer als dekking had meegegeven
aan de controleur B.B. de heer Lotgering,
bij een onverwachte beschieting dodelijk
gewond.
Dat het zonder dekking rijden toch nog
wel riskant was, bleek bij de beschieting
van een militaire jeep bij Kawali ten noor
den van Tjiamis, waarbij overste Boers
van de W-Brigade sneuvelde. Ook de
bestuursassistent Vos de Wael kwam om
het leven, toen zijn jeep op een mijn reed
in de buurt van Tjiamis. Zelf heb ik bij
beschietingen gelukkig altijd de nodige
veine gehad. Éénmaal had ik het geluk,
dat bij een beschieting met een automa
tisch wapen het vuren plotseling ophield,
hoogstwaarschijnlijk als gevolg van een
vuurstoring. Dit gebeurde in het bergach
tige gebied bij Leuweungtiïs, ten noorden
van Leles. Al deze beschietingen vonden
plaats in de eerste helft van 1948.
Medio 1948 was praktisch overal de
bevolking naar zijn oorspronkelijke
haardsteden teruggekeerd. De sawahs
werden weer regelmatig bewerkt en de
pasars weer druk bezocht. Het volk was
zichtbaar blij, dat men weer veilig overal
kon gaan en staan.
De rubberondernemingen in Oost-
Priangan waren voor een deel weer in
exploitatie. Zij werden beveiligd door
ondernemingswachten ter sterkte van
twintig a dertig man, bewapend met kara
bijnen M95. De manschappen werden
opgeleid in Bandoeng en stonden onder
commando van een oud KNIL-militair of
een oud-politieman. Officieel had ik de
supervisie over deze ondernemings
wachten. Ik heb er wel een paar bezocht,
doch ik had onvoldoende tijd om er naast
mijn eigenlijke politietaak nog veel aan
dacht aan te besteden.
In juli 1948 kwam de wali negara (staats
hoofd) van de deelstaat Pasoendan op
West-Java in Oost-Priangan op bezoek.
Op het vliegveld van Tasikmalaja werd hij
verwelkomd door erewachten van politie
en militairen.
In de kaboepaten van Tjiamis, die zich
daartoe beter leende dan de ambtswo
ning van de regent van Tasikmalaja,
werd een groot feest gehouden. De
drumband van de 7 december Divisie
kwam ook nog langs defileren met Kees
de Bok voorop. Het was een groot feest.
Van overal was de bevolking gekomen
om zijn hormat aan het staatshoofd te
betuigen. Alles was toen pais en vree en
geen sterveling kon toen vermoeden, dat
twee jaar later Pasoendan zou opgaan in
de unitaristische republiek Indonesië.
Na ruim een jaar was ik zover, dat ik mijn
taak als volbracht kon beschouwen en ik
met mijn units kon vertrekken. Een rede
lijk geoefend politiekorps achterlatend
van ruim duizend man onder commando
van de commissarissen R. Moehamad
Saleh in Garoet, Zainul Arifin in
Tasikmalaja en R. Oma Natadiredja in
Tjiamis.
In september 1948 ging ik terug naar de
politie in Bandoeng. Aldaar werd ik belast
met de functie van sous-chef van de
Criminele Recherche onder de commis
saris van politie mr. J. Roth, bij wie ik
eerder reeds had gediend als inspecteur-
onderzoeksambtenaar.
Mijn vrouw was zeer content dat ik weer
een geregelde job had en elke dag na
het werk weer thuis kwam. Voor ons bei
den een hele vooruitgang na mijn onre
gelmatige diensten in het voorgaande
jaar. Bij de recherche heb ik een zeer
plezierige tijd gehad. Interessant werk,
een goede baas en goed personeel.
Inmiddels waren wij verhuisd van de
75