Ananaslaan 13 naar een ruime dienstwo
ning van de Staatsspoor aan de
Carpentierstraat 2, een belangrijke ver
betering voor ons gezin.
Helaas was mijn diensttijd bij de recher
che slechts van korte duur.
Na enige maanden moest ik naar
Poerwakarta om daar mijn collega Dron-
kers te vervangen als korpschef van poli
tie in de nieuwe residentie Krawang.
Daar ik in verband met de minder goede
gezondheidstoestand van mijn vrouw,
terwijl ik mijzelf ook niet meer honderd
procent fit voelde, recuperatieverlof had
aangevraagd, kon ik een vaste benoe
ming niet aanvaarden.
Om die reden werd ik slechts gedeta
cheerd als korpschef met standplaats
Poerwakarta. Deze plaats was de hoofd
stad geworden van de nieuw gevormde
residentie Krawang, bestaande uit de
regentschappen Krawang en
Poerwakarta, uitgebreid met in het wes
ten het district Tjikarang (ex-Batavia) en
in het zuidwesten het district Tjibaroesa
(ex-Buitenzorg). Tot resident was
benoemd de heer Voorstad. De samen
werking met hem en met de militaire
commandant kolonel Uilenberg was lang
niet zo goed als ik in Oost-Priangan
gewend was geweest met de assistent
resident Ebling en de kolonel Lentz.
In januari 1949 ging ik naar Poerwakarta,
waar ik begin maart 1949 het commando
overnam. Nog geen maand daarna werd
het gehele personeel van de afdeling
recherche van mijn bureau in
Poerwakarta door de militairen gearres
teerd, onder verdenking van spionage
voor de republiek. Ik was nog te kort in
functie om te kunnen beoordelen of de
arrestatie van de inspecteur Darmatin en
zijn mensen al dan niet terecht was. Veel
kon ik er niet tegen inbrengen en ook de
resident moest zich er bij neerleggen. Als
gevolg van dit incident werd de samen
werking met de militairen, die in de tijd
van collega Dronkers ook niet bepaald
optimaal was geweest, er niet beter op.
Ik deed mijn werk dan ook lang niet met
zo veel plezier als in Garoet en
Bandoeng en was achteraf wel blij dat ik
de vaste benoeming niet had geaccep
teerd.
Mijn naaste medewerkers in Poerwakarta
waren de inspecteurs van politie Rijnders
en Coenraad. Mijn detachementscom
mandanten waren de inspecteurs van
politie Van de Pant in Pamanoekan,
Johan in Soebang, Beretty in Krawang,
Sybrandy in Tjikarang en Pleyte in
Tjibaroesa.
Wanneer ik met het weekend niet naar
mijn gezin in Bandoeng kon, ging ik
meestal op jacht met de assistent-resi
dent Maurenbrecher en gasten uit
Batavia. Bij zo'n jachtpartij zijn we eens
op een groep TNI gestoten. Daarbij werd
één van hen in het been geschoten door
de A.R. Maurenbrecher, de rest wist te
ontkomen.
Het politiekorps in Krawang was veel gro
ter dan in Oost-Priangan, maar ook beter
bewapend, o.a. met enige Brens.
Behalve ongeveer twaalfhonderdvijftig
man politie had ik ook nog de verant
woording over circa duizend man van de
Barisan Pengawal, geoefend door de
K.L. Zij zouden straks het leger vormen
van de deelstaat West-Java (Negara
Djawa Barat). Aan het hoofd van deze in
1948 gevormde deelstaat stond de voor
oorlogse regent van Bandoeng R.A.A.
Wiranatakoesoema. (R.A.A.Raden
Adipati Aria). Verder had ik nog het toe
zicht op de ondernemingswachten.
Kort na mijn aankomst in Poerwakarta
heb ik nog een herregistratie gelast van
alle vuurwapenbezitters. Sinds de vesti
ging van ons gezag was aan iedere aan
vrager, die als loyaal werd beschouwd,
een vergunning uitgereikt zonder dat
naar de herkomst van het vuurwapen
was gevraagd. Omdat naar mijn mening
veel te veel vuurwapens bij de burgers in
omloop waren, werd bij de herregistratie
uitsluitend een vergunning afgegeven
aan hen, die het wapen nodig hadden
voor hun veiligheid. In het begin kreeg ik
nogal wat steekpenningen aangeboden
van rijke Chinezen en Arabieren in ruil
voor een nieuwe vergunning, doch nadat
ik enige malen had gedreigd met straf
vervolging wegens omkoping, hield dit
op.
Pogingen tot omkoping werden ook bij
mij gedaan door eigenaars van rijstpel-
lerijen, die meer rijst wilden uitvoeren dan
het hen toegestane quotum uit Krawang,
de rijstschuur van Indonesië. Door het
bestuur was voor iedere rijstpellerij een
bepaald uitvoerquotum vastgesteld.
De betreffende vergunning was niet gel
dig zonder mijn handtekening en werd bij
de residentiegrens door de politie gecon
troleerd. Ook hier kwam aan die pogin
gen heel spoedig een eind.
Vermeldenswaard uit mijn Krawang-
periode is nog een aanval in de ochtend
schemering op een gecombineerde post
van militairen en politie nabij Tjikampek.
Hierbij werd een groep terroristen vooraf
gegaan door een stel tandakkende vrou
wen. Deze vrouwen werden door de K.L.
schildwacht ongemoeid gelaten, totdat
gelukkig een agent achter de vrouwen
een gewapende man ontdekte, die als
gevolg van de ochtendmist tot dan toe
onopgemerkt was gebleven. Toen het
vuur werd geopend, kozen de terroristen
het hazepad onder achterlating van enige
doden. Helaas werden bij deze schiet
partij ook enige vrouwen het slachtoffer.
Ik was spoedig na het incident ter plaatse
en heb de vrouwen nog zelf gehoord.
Daarbij bleek, dat zij door een hadji in
trance waren gebracht.
Op zijn bevel waren zij naar de militaire
post gegaan. Hierbij hadden zij steeds op
trommels horen slaan (poekoel gen-
dang), terwijl het die ochtend toch dood
stil moet zijn geweest. Pas toen er werd
geschoten, ontwaakten de vrouwen uit
hun trance.
Verder valt er over mijn laatste dagen bij
de politie niet veel meer te vertellen.
Op één van de laatste dagen van mei
1949 droeg ik het commando over het
politiekorps Krawang over aan mijn colle
ga R. Amanan Setiamihardja. Hij stond
op de kade om mij uit te wuiven, toen ik
op 2 juni 1949 met mijn gezin op het m.s.
Oranje met verlof naar Nederland ver
trok. Ik kon toen niet vermoeden, dat aan
het eind van dat jaar de soevereiniteits
overdracht aan Indonesië plaats zou vin
den, wat ook het einde zou betekenen
van mijn loopbaan bij de politie in
Nederlands-lndië.
76