Catja Cramer:
Een leven vol tegenstellingen
Gemengde gevoelens
Door Riny Boeijen
To be or not to be
Foto: United Photos De Boer
Een echte Haarlemse was ze nooit. En ze wilde het ook
niet zijn. Catja Cramer de Papegaaienvrouw van Haarlem,
die onlangs overleed op 71-jarige leeftijd, was te oncon
ventioneel en eigenzinnig om zich aan de mores van een
stad aan te passen. Haar strijdtoneel was de wereld.
Vanuit haar woning, die ze deelde met zes papegaaien, verzette
ze zich tegen het onrecht en de willekeur om haar heen.
Ze vocht, omdat ze geen slachtoffer wilde zijn van haar eigen
geschiedenis. De vernederingen die haar als jong meisje wer
den aangedaan door de Japanse bezetter in Nederlands-lndië
spookten nog iedere dag door haar hoofd. Die gebeurtenissen
kleurden haar verdere leven, misschien wel meer dan haar lief
was. Nooit probeerde ze er medelijden mee op te wekken, ze
was verre van sentimenteel, maar het verklaarde haar strijdlusti
ge en grillige karakter, soms op het onredelijke af.
Ze was geslagen door het leven, maar zou zich tot het einde toe
niet laten verslaan.
Achter haar grillige gedrag school een gevoelige vrouw vol
tegenstellingen. Eigenzinnig, maar niet kortzichtig. Geïsoleerd,
maar niet eenzaam. Een vreemde in de stad, maar tegelijkertijd
zeer bekend. Bereid om te luisteren en te leren van anderen,
maar ook bereid om van zich af te bijten als zij dat nodig achtte.
Het spoor dat zij achterlaat is bezaaid met conflicten, processen
en ruzies. Ze was een slecht verliezer.
De strijd tegen de aftakeling van haar lichaam kon zij niet win
nen
Ze was de laatste jaren gekluisterd aan twee grote zuurstof
tanks. Maar met de onverbiddelijke uitkomst van deze strijd had
zij zich verzoend. Ze was niet bang voor de dood. Ze laat een
leegte achter in het stadsbeeld van Haarlem die niet makkelijk
zal worden opgevuld.
Over haar zes papegaaien heeft Vogelpark Avifauna in Alphen
aan den Rijn zich ontfermd. Papegaaien die zelfs eieren leggen,
dat duidt op wat voor een goed leven ze gehad hebben bij Catja
Cramer.
Bron: Haarlems dagblad
Een paar maanden geleden kreeg ik ineens het idee een huis
dier aan te schaffen. Geen hamster of zo. 'Adoeh niet goed. Die
knagen aan je bestaan', volgens mijn wijze Indische schoon
moeder. Ook geen kat of een vis. Dieren waar je werkwoorden
van kunt maken, moetje buiten de deur houden - die wijsheid
heb ik zelf verzonnen.
Nee, gewoon een hond. Een Duitse staander, een Belgische
herder, een Ierse setter, een Schotse collie, een Franse bulldog,
een Afghaanse windhond of een originele Indische straatslijper.
Zo'n vriendelijke, trouwe kameraad. Een maatje.
Ik weet niet waar die behoefte vandaan kwam. Aan mijn relatie
ligt het niet. Wat heeft dat er nou mee te maken? zult u zich
misschien afvragen. Dat zit zo. Ik heb een psychiater gekend
wiens huwelijk er net zo belabberd uitzag als de relaties van het
gros van zijn clientèle. Op een dag vertelde hij me dat ie een
hond had aangeschaft. Eva heette het beest. Net als zijn vrouw.
'Dan komt er tenminste iemand naar me toe als ik 'Eva' roep',
had hij me verzuchtend toevertrouwd.
Stiekem roken dan? Ook niet. Hoewel het me voor veel mannen
een legitieme reden lijkt om daarvoor een viervoeter te kopen,
's Avonds zie ik die uitlaters voorbijschuiven. Verscholen in
regenjassen met opgestoken kragen. Ze roken net zoals ik dat
vroeger deed op de middelbare school. Stiekem.
Voor de beweging misschien? Dan had ik ook een draagbare
telefoon aan kunnen schaffen. Die schijn je op de gekste
momenten en plaatsen te moeten uitlaten. In de tuin, op het toi
let, in de stad. Mijn baas heeft ook zo'n apparaat. Voorheen
telefoneerde hij rustig vanachter zijn bureau, lekker onderuit
gezakt in zijn leren fauteuil. Als hij nu wordt gebeld, springt ie op
en begint blaffend door zijn kamer en over de gangen te lopen.
Nee, het kwam zo maar bij me op. Spontaan.
Totdat ik vorige week een wetenschappelijk artikel las. Daarin
beweerde een professor uit onderzoek te hebben vastgesteld
dat vrouwen meer om hun hond dan om hun partner geven.
Weg was mijn behoefte. En ineens werden me ook dingen dui
delijk.
'Kom maar bij het vrouwtje', hoor ik dames van allerlei kunne
tegen zo'n kwispelende slijmbal zeggen. Hebt u ooit iemand
horen roepen: 'Kom maar bij het mannetje'? Ik niet.
'Dan kan hij mooi aan het voeteneind liggen', zie ik mijn vrouw
opeens denken. En voor dat ik het weet ligt die luizenbos op
mijn plaats en ik op de tikar voor de klepkast. (Dat doet ie
anders nooit!)
'To be or not to be', vroeg Shakespeare zich af. Zijn of niet zijn.
Geschiedvervalsing. Hoogstwaarschijnlijk heeft de man in ver
twijfeling 'Toby or not Toby' geroepen. Zo heet dat hijgende
mormel van mijn overbuurvrouw ook.
Niks huisdier. Niks hond. 'To be or not to be, that's no question
for me.'
25