DEWATA
"^Tong Seng jl
rKambing
licht op haar voorzien hebben. In
'Posteerjacht' blijft de hoofdpersoon, wan
neer hij een andere man ervan verdenkt
dat hij zijn echtgenote het hof maakt,
kalm zitten met de buks over zijn knieën,
vast van plan de rover neer te schieten,
mocht hij zelfs maar wagen de straat voor
het huis over te steken. En hij meent het,
hij blijft daar drie volle weken zitten. Na
afloop vraagt zijn vrouw: 'Had je hem
doodgeschoten?' 'De eerste week wel',
zei hij bedachtzaam, 'de tweede week
dacht ik: als hij werkelijk langs komt,
schiet ik hem niet neer, want hij is toch
braniër dan ik dacht. De derde week
dacht ik: nee, hij is toch te laf om over
eind te blijven. Als hij voorbij komt, leg ik
hem om. Nou en toen kwam het
overplaatsingsbesluit.'
Vechten. Een echte man vecht, en dat
niet alleen, hij geniet van vechten. In
'Areola: de brug van Tjipinang' - wat
natuurlijk een zinsspeling is op Napoleon
bij de slag van Areola - staat een briljante
en heel scherpzinnige beschrijving van
het strijdgewoel van acht mannen die met
elkaar op de vuist gaan...
'Er was nu in het geheel geen partij meer
te bespeuren en het leek alsof de acht
mannen vochten met een soort vreugde -
lang gezocht en eindelijk gevonden. Het
was of een nimmer gekende en nu pas in
extase wonder-functie van armen en
benen ongebreideld werd uitgevierd. Het
leek of een haat, een passie en een
geweldsverlangen van vele generaties
moest worden ingehaald en uitgefeest.
De monden waren vertrokken van een
pijn, die aan genieting grensde. Het was
niet om aan te zien en het was toch een
openbaring van wat is, wat was en wat
blijven zal.'
En vrouwen? Hoe reageren mannen wan
neer ze tegenover vrouwen komen te
staan die machtig of aantrekkelijk genoeg
zijn om hen te laten doen wat ze willen?
Verward, beschaamd, een beetje dom en
dociel. Dat zien we in het verhaal 'Vivere
Pericolosamente', wanneer mijnheer
Barkey, die in het geheim is gaan zwem
men in een tamelijk vuile rivier, terecht
komt in het huis van de knappe Mevrouw
Aubrey.
'Meneer Barkey sloeg verpletterd de ogen
neer, ontwaarde zijn doorzichtige broek...
werd zo rood als een kreeft, hij likte zijn
lippen af en rolde met zijn ogen. Hij hield
beide handen beschut boven déar en zei
dringend: 'Mevrouw, Mevrouw. Helpt u
me alstublieft.' ...Hij wast zich in haar
badkamer, en daar ziet hij haar onder
goed, dat zo anders is dan dat van zijn
vrouw. Dan leidt zij hem rond in het huis,
en ze daagt hem uit: 'Geef me dan een
kleine zoen voordatje weggaat.' Hij kon
er niet aan ontkomen en hij wilde ook
niet. Hij was bang en voelde zich aange
trokken door het voorwerp van zijn
angst...'
Hij laat zich verleiden - maar die hele epi
sode maakt hem bang, en hij zorgt ervoor
dat hij nooit meer voor een dergelijke ver
leiding hoeft te bezwijken.
Het verhaal 'Wharr-wharr-wharr!' bevat
een van de prachtigste passages die
Vincent Mahieu ooit heeft geschreven,
over de gratie van een man wanneer hij
op zijn motorfiets stapt en één wordt met
zijn vervoermiddel, over het gevoel van
de motor tussen zijn benen wanneer hij
over de weg suist. Het is als oprechte
waardering bedoeld als ik zeg, uit pure
afgunst, dat ik wilde dat ik die passage
had geschreven. Maar in dit verhaal vind
je ook de andere kant van de verhouding
van een man tegenover een vrouw, iets
heel anders dan de gêne die mijnheer
Barkey voelde toen hij tegenover
mevrouw Aubrey stond. Hier ontmoet de
hoofdpersoon op een feestje een meisje,
en hij brengt haar achter op zijn motor
terug naar haar huis, in een armoedige
buurt. Hij zou haar kunnen verleiden als
hij dat wilde, maar op het laatste moment
laat hij dat na. 'Ik had opeens een onme
telijke medelijden met dit arme meisje in
haar arme huisje in dit arm leven.' Hij
neemt haar in haar armen en legt haar
alleen maar in bed, 'zoals je ook een
kindje naar bed brengt. Ik had een soort
trots geluk om mijn kracht en het besef
van de beschermingsfunctie van de man.'
En dan rijdt hij weer weg op zijn motor...
De novelle Tjoek is het sluitstuk van deze
bundel. In een briljante analyse van deze
novelle heeft G.L. Cleintuar in 1972 aan
getoond dat de symboliek van het ver
haal, en zelfs de fysieke achtergrond, ver
wijzen naar de marginale status, naar de
positie van een individu dat leeft op de
grens van twee verschillende culturen - in
dit geval de oosterse en de westerse, de
Indonesische en de Nederlandse - een
model van de positie van de schrijver zelf
als mens in de marge.
Marginale mensen, buitenstaanders.
Vroeger waren die zeldzaam, maar er
komen opeens steeds meer van! De VN
schat dat er op het moment honderd mil
joen ontheemden over de aardbol trek
ken. Binnen de voormalige Sovjet-Unie
leven negen miljoen ontwortelden. Ex-
Joegoslaven vindt men overal in Noord-
Europa, Koerden zitten in vluchtelingen
kampen, Albanezen emigreren naar Italië,
mensen uit Afrikaanse landen vluchten
naar andere Afrikaanse landen, Mexica
nen, Cubanen en Haïtianen glippen de
Verenigde Staten binnen, Engeland is nu
thuis voor Caribische; Pakistaanse en
Indiase groepen mensen en zal binnen
kort een grote toevloed uit Hongkong
kunnen verwachten, Israël zit plotseling
vol Russen, Nederland heeft migranten
uit de vroegere koloniën Indonesië en het
Caribisch gebied ontvangen... de opsom
ming is eindeloos. Tegenwoordig kun je
zo ongeveer in elk land aan iemand vra
gen waar hij vandaan komt, waarna het
hem een half uur kost om je dat te vertel
len. Ontheemd zijn is de trend voor de
toekomst. Zelfs ik ken dat gevoel.
En er is een steeds groeiende trend in de
wereldliteratuur, de ontheemde die schrijft
in een andere dan zijn moedertaal, uit
noodzaak, of omdat hij daar zelf voor
kiest. Schrijvers als Salman Rushdie,
Timothy Mo, Kenzo Ishiguro, Ben Okri,
Harif Kureishu, Chinua Achebe?, Wole
Soyinka hebben gekozen voor Engels -
en kunnen we beweren dat ze nog in hun
land van herkomst thuishoren? De vraag
van de toekenning van nationaliteit begint
de kop op te steken. Zal Rusland zo bru
taal zijn Nabokov op te eisen als
Russisch schrijver? Kan Polen Joseph
Conrad nog een Pool noemen? En hoe
zit het met lonesco en Cioran - zijn dat
Roemenen of Fransen? Vanaf heden zul
len steeds meer schrijvers, door de hier
boven geschetste situatie, tussen twee
stoelen terechtkomen. De mensen voelen
zich niet op hun gemak met dingen die ze
niet gemakkelijk kunnen classificeren,
maar er zullen steeds meer schrijvers
optreden die niet in een handige catego
rie geplaatst kunnen worden. Over twee
honderd jaar, wanneer alle volken ter
wereld één zijn geworden, zal het er niet
meer toe doen.
Voorlopig echter, zolang die ontheemde
groepen schrijvers opleveren, zoals ze al
hebben gedaan, en zoals ze in de toe
komst steeds vaker zullen doen, zullen
die schrijvers dezelfde strijd moeten door
maken die Jan Boon-Tjalie Robinson-
Vincent Mahieu heeft moeten doorstaan -
niet alleen komen ze te staan voor de
problemen van opname in en erkenning
door de gastcultuur, maar ze zullen ook
een confrontatie moeten aangaan met
een dubbel persoonlijk isolement - het
existentiële isolement dat inherent is aan
het bestaan als ontheemde, gecombi
neerd met het intrinsieke isolement van
het kunstenaarsleven. Aan de andere
kant moeten we bedenken, zoals Vincent
Mahieu zelf zegt in zijn verhaal Het
vriendje van de rups: 'Bijna alle mensen
zijn buitenstaanders van alle vormen van
leven, vaak zelfs van hun eigen.'
INDONESISCH
SPECIALITEITEN
RESTAURANT
Beeklaan 269 - Den Haag
Tel. 070 - 346 76 97
v*#
33