moessQn
zijn voor mijn broer. Toen ik werd ge
boren, was de teleurstelling bij mijn broer
zo groot dat hij zei: 'Zet ze maar bij de
vuilnisbak.'
Door het leeftijdsverschil - mijn oudste
zus is zestien jaar ouder - ben ik wel altijd
verwend geweest. Mijn zussen waren alle
maal moeders voor me. Mijn vader was
streng, superstreng. Mijn zussen moesten
om tien uur thuis zijn. Ze mochten eigen
lijk ook geen vriendje.
Vroeger op school gaf mijn uiterlijk geen
aanleiding tot opmerkingen. Ik werd ge
accepteerd zoals ik was. Niemand vroeg er
ook naar. Achteraf valt het me wel op dat
ik vaker met Indische kinderen optrok
dan met Hollandse. Er is me ooit verteld
dat ik door mijn eigen oma niet werd
herkend. We waren op bezoek bij mijn
oom toen oma ook op visite kwam.
Ze keek door het raam en zei: 'Goh, hier
zitten ook Surinaamse kinderen. Kijk
maar daar in die zandbak.' Waarop mijn
oom haar duidelijk maakte dat ik dat was.
I laar eigen kleinkind.
Op school was ik een haantje de voorste.
Niet zozeer qua prestaties, maar gewoon
op de voorste rij als er iets gebeurde.
Ik denk omdat ik de jongste was van het
gezin. Ik mocht en durfde veel meer dan
zij ooit gemogen hadden.
Op verjaardagen kreeg ik nooit een luxe
cadeau. Daar was ons gezin te groot voor.
Ik heb één broer en vier zussen in leeftijd
variërend van 36 tot 45 jaar. Zelfben ik
29 jaar. De cadeaus die ik kreeg waren
altijd 'nuttig'. Een nieuwe jas, een nieuwe
muts, nieuwe schoenen of zo. Andere
kinderen uit mijn klas kregen meestal
speelgoed. Zakgeld kreeg ik ook nooit.
Daarentegen kreeg ik wel cadeautjes als ik
er om vroeg. Maar mijn moeder bepaalde
dan wat er werd gekocht. En dat was
meestal niet hetgeen ik het liefst had.
Ik vind dat ik op niemand lijk. Niet op
mijn vader, niet op mijn moeder. Of het
moet het koopzieke van me zijn. En het
bellen. Mijn telefoonrekening is gigantisch.
Dat komt omdat ik niet alleen kan zijn. Ik
moet mensen om me heen of met mensen
kunnen praten. Typisch Indische dingen
trouwens. Die heb ik van mijn moeder.
Ik wilde door iedereen aardig gevonden
worden. Door mijn relatie met Arnd ben
ik daarvan genezen. Mijn moeder heeft
die behoefte nog steeds, maar zij is niet
meer te veranderen. Dat had haar vroeger
verteld moeten worden. Nu werkt dat niet
meer.
Rij mij mag ook iedereen binnenkomen
en meeten. Als het maar gezellig is. Gast
vrijheid is belangrijk. Ie kan niet iemand
op een droogje laten zitten.
'Lust je nog koffie? Of taart? Trouwens als
Hooggespannen
verwachtingen
je wilt, maak ik straks bamisoep voor je.'
Ik hou niet van een oppervlakkige vriend
schap of relatie. Niet op basis van afhan
kelijkheid. Geen sudah laat maar. Dat had
ik, maar daar ben ik gelukkig van af. Arnd
heeft me daar in die afgelopen elf jaar bij
geholpen. Met een Indische jongen kan ik
me zo'n relatie niet voorstellen. Ik zou me
niet happy voelen. Allemaal uiterlijke
schijn, niet echt.
Ie moet als vrouw het dametje zijn. Mooie
kleertjes en zo. Dan ben ik mezelf niet.
Indische jongens hebben vaak behoefte
aan een sterke vrouw. Een beetje feminis
tisch type, waar ze zich aan
vast kunnen houden.
Dat heeft mijn broer ook.
Overigens kan ik het wel
goed vinden met Indische
jongens.
Mensen denken vaak dat ik
in mijn relatie dominant ben.
Dat is niet zo. Wij zijn gelijk
waardig. Ik kom misschien
zelfverzekerd over, maar ben
het lang niet altijd. Dat is
mijn buitenkant; extravert en
zeggen waar het op staat.
Ik ga wel de confrontatie aan.
Geen typisch Indische hou
ding dus, maar precies het
tegenovergestelde van het
gedrag van mijn ouders: een
vader die zwijgt en een
moeder die eromheen draait.
samen op de foto gaan. Ik had zoiets van
sodemieter op, ik heb daar geen zin meer
in. (Claudia gebaart wild.) Ik verzon ook
uitvluchten of nam een norse houding
aan. Het was niet alleen het feit dat ik
voor een toerist werd versleten. Ook de
gesprekken die ik met jonge Indonesiërs
voerde, begonnen me te irriteren. Het was
altijd eenrichtingverkeer. Ze vroegen me
het hemd van het lijf. Ze wilden ook alles
van me hebben. Als souvenir. Maar als ik
iets over hen vroeg, kreeg ik geen ant
woord. Ik kreeg zo'n gevoel van wat zijn
jullie toch onpersoonlijk. Ik was uit op
Vroeger op de middelbare
school heb ik een keer een
spreekbeurt gehouden over Indonesië.
Tenminste dat was de bedoeling. Ik ging
voor de klas staan met de landkaart van
Indonesië achter me en begon: 'Ik ga jullie
iets vertellen over aaaaaaaah'. En ik begon
te huilen, te huilen. Van de leraar mocht
ik weer gaan zitten en het even later
opnieuw proberen. Maar het lukte niet.
Vorig jaar ben ik viereneenhalve maand in
Indonesië geweest voor mijn studie (Be
stuurskunde aan de Erasmus universiteit
Rotterdam, RB). Ik zag duidelijk onder
scheid tussen mijn verblijf en dat van een
toerist die daar vijf of zes weken op
vakantie is. Toen ik in lakarta woonde,
ervoer ik meer van het dagelijkse leven
van de Indonesiër dan de gemiddelde
toerist. Dat heeft ook nadelen. Voor de
Indonesiër was er geen verschil tussen mij
en een toerist. Een toerist vindt het leuk
als er gevraagd wordt waar hij of zij van
daan komt. Mij begon die vraag na zo'n
anderhalve maand te irriteren. Ook dat
het persoonlijke, diepere contact. Zij wil
den alleen een oppervlakkig contact.
Vandaar dat mijn houding ging verande
ren, verharden. Ik weet dat het niet be
leefd was, maar ik kon niet anders.
Toen ik vanuit Nederland naar Indonesië
vertrok, waren mijn verwachtingen hoog
gespannen. De gedachte dat ik naar het
land van mijn ouders ging, was heerlijk.
Ik had ook de overtuiging dat ze me daar
zouden accepteren en herkennen. Nou dat
viel dus mooi tegen. Niemand herkende
me en iedereen zat te lachen om mijn
haar. Ik heb het een keer meegemaakt dat
ik langs een school liep en alle kinderen,
maar dan ook echt allemaal, me nakeken
en uitlachten. De hele school. Ik had ook
verwacht dat ik gedurende mijn verblijf
veel zou optrekken met Indonesiërs.
Dat bleek niet zo te zijn. Ik voelde me
niet geaccepteerd en men had in die zin
ook geen belangstelling voor mij. Ze zaten
echt niet op mij te wachten. Ik was abso-
32