De psychologie van de naam Indo In 1960 maakte Tjalie een reis naar Aruba en de Verenigde Staten waar hij lezingen hield voor verschil lende Indische clubs en vereningen. In dit artikel snijdt hij het probleem aan welke naam de Indische gemeen schap aan zichzelf wil geven - of welke juist niet. De (verkorte) lezing is ietwat gedateerd maar blijft de moeite van het lezen waard. Dames en Heren, wij leven in de tweede helft van de twintigste eeuw. De tijd is al lang voorbij, dat mengbloeden slechts sporadisch ontstonden aan de rand van scherp gescheiden beschavingen. Wij leven in een tijd van sterk geïntensi veerde internationale verbindingen, econo misch, cultureel, politiek, sociaal, maar vooral door literatuur, pers en radio. Huwelijken 'over de grenzen' vinden thans plaats bij millioenen tegelijk. Mengbloeden worden thans gevonden in de oudste families, de ontwikkeldste en hoogste niveaux. De laatste afstammelin gen van de Profeet Sendiri, Ali en Karim Khan zijn mengbloeden, Albert Camus is een mengbloed, Margot Fonteyn. Dat cu rieuze beschavingstoppunt, de film, brengt hele rissen mengbloeden en meer nog: de begeerlijkheid van menghuwelijken. Op elk terrein ontdekken we telkens weer verborgen mengbloeden. Hier in Neder land hoeven we maar te denken aan Couperus, aan Toorop, aan Du Perron, de beroemde Alexandre Dumas was een mengbloed en Gauguin was van creoolse afkomst. Zo is het boven in de maatschap pelijke pyramide. Onderaan is de spreiding veel groter en soms belangrijker. Ik zeg dit natuurlijk niet om aan te tonen dat er al lang geen zuivere volksrassen meer zijn. Ik haal dit slechts terloops aan om II duidelijk te maken dat het meng- bloed-probleem een wereldprobleem is, dat het probleem al heel oud is, dat het nog heel lang zal voortbestaan en dat het zéér voor de hand ligt dat al deze miljoe nen menghuwelijken een sterke invloed zullen uitoefenen op alle menselijke ver houdingen. Dit zeg ik LI ook om aan te tonen dat het nonsens is om te zeggen: over vijftig jaar zijn wij weggeassimileerd. Op de eerste plaats omdat het meng- bloedschap ondanks onze verdwijning tóch blijft bestaan, op de tweede plaats omdat duizenden van ons elders weer nieuwe menghuwelijken zullen sluiten en tenslotte omdat over vijftig jaar de situatie van het Nederlandse volk in de wereldbe volking van drie milliard mensen wel eens radicaal veranderd zou kunnen zijn. Want dames en heren, wij bestaan. Nu. Over twintig jaar en elders in de wereld bestaan ook soorten mensen als wij. Over twintig jaar is er dus weer een Nil met dezelfde essenties, al zijn de omstan digheden en de nieuwe coëfficiënten veranderd. Over honderd jaar dito. Over duizend jaar dito. In dit Nil hoop ik althans INDICATIES te vinden van waar heden, die ook later zullen gelden. NU dus. NU hebben we een mengbloed in Nederland. Er zijn er op zijn minst tweehonderdduizend. Er zijn erbij die al drie generaties geen Indië of Indonesië gezien hebben en toch mengbloedig gebleven zijn. Hoe dan ook, een bruine man of vrouw, als zodanig direct herken baar in dit volk van blanke mensen. Nogmaals: direct herkenbaar. Dit is een bijzonder belangrijke factor, waar niet mee te struisvogelpolitieken valt. Ons bestaan is voor een belangrijk deel een optisch bestaan, waardoor wij een veel duidelijker element vormen in het leven van alle dag, dan de Fries, de Zeeuw, de Amsterdammer en de Lutjebroeker. Maar direct sluit hierop aan het verbijste rende verschijnsel dat deze Fries, Zeeuw, enz. wél een vaste naam hebben en wij niet. Dames en Heren, dit is een bestaans- kenmerk dat, zoals ik straks zal aantonen, essentieel is voor onze groep. Elk dingetje in de wereld heeft zijn naam, een trap, een tor, een tafel, een idioot, een neger, een Chinees, maar dit bruine verschijnsel in het Nederlandse volk weigert een bepaalde naam aan te nemen: er zijn een tiental naamsaanduidingen in omloop, die bij nader onderzoek even zovele casus belli blijken te zijn. Men scheidt zich ervoor af van elkaar, hekelt elkaar ervoor en stelt voor zijn eigen idee heel eigen doelstellingen en begrippen, waardoor deze groep een vage groep wordt met een 41ste jaargang nummer 5 november 1996 39 V-'U "V:ï'.'l -s

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 43