Zwemmen in de Kali Brantas
Onze economie
moessQn
Het gaat hier over het gedeelte tussen het
pontje bij pasar Keputeran en de sluis bij
Gubeng, begrensd door Kayun en de Suma-
terastraat. Het zwembad Brantas en ons
verboden zwembad de kali.
Zwemmen doe je in het zwembad, zei
mijn moeder altijd en als je er geen abon
nement voor hebt, moet je wachten tot ik
er geld voor heb, maar jullie gaan niet in
de kali zwemmen, denk er aan! Deze laat
ste drie woorden spreken boekdelen en
een gewaarschuwd man telt voor twee!
Het speelde zich af in de jaren 1950-1954,
toen ik tien, veertien jaar was. In het zwem
bad kon je niet met een gedebok (de stam
van een omgehakte pisangboom) het wa
ter in. We gebruiken de gedebok om mee
te spelen of om je kleren droog naar de
overkant te vervoeren, of om te gebruiken
om je broertje of zusje, die niet konden
zwemmen en met ons spelletje meededen,
over en weer te brengen. Anders was het
omlopen. We speelden alleen in de mid
daguren als de oudjes op het werk zaten
of een middagdutje deden en wij van
school waren.
In het zwembad zat ik langs de kant en
keek vaak naar een jonge dame. Ze was
niet groot, maar had een stevige nek en
schouderspieren, allemaal van het zwem
men en dat kon ze behoorlijk goed en
snel. Ze kon ook mooie sprongen maken
van de hoge springplank: salto's, zweef-
duiken en ook bommetjes en dan spatte
het water als een fontein. Haar broer kon
het ook verschrikkelijk goed, ze zaten
beiden op les.
Maar toch voor ons was het de kali. ]e had
ook nog het Majestic zwembad in Tegal-
sari. Dat was een groot zwembad en het
was er altijd druk; er waren veel Chinezen.
Er was een tijd dat we veel gingen vissen
en keyongs gingen zoeken, waarvan wij
sate gingen maken; lekker hoor! Het ge
reedschap kwam uit moeders naaidoosje.
Een kopspeld werd bij de punt wat plat
geslagen en ingesneden, zodat het op een
echte haak leek. Voor de dobber werd
gebruik gemaakt van de kurk van een fles.
biet aas werd in de tuin gezocht, cacing of
zoals we het van de Javaan hebben over
genomen met iets wat ik hier niet zal be
schrijven, maar het resultaat was verbluf
fend, maar het was, nu ik terugblik, toch
wel smerig. De keyongs vonden we in de
modder, ze hebben een naam, maar die
ben ik al vergeten.
Wat ik hier schrijf, geschiedde door een
negental jongens en soms drie meisjes.
Hoe ze heten die buaya's? Ruud, dat ben
ik en dan komt George mijn boezem
vriend, Sjef mijn broertje, Richard, Gerard,
Guus, Paul, Erie en Rinus. O ja, die twee
die goed konden zwemmen heten Ida en
Stevan, hun achternamen zal ik maar niet
vermelden. Zij die in deze buurt hebben
gewoond en dit verhaal lezen, zullen ons
toch wel herkennen.
De sluis was ook iets aparts. Via een zijri
viertje bij Toko A, zo heette dit kleine,
miezerige winkeltje, liepen we het paadje
af langs een kleine kampong naar de sluis.
Aan de overkant had je een tennisbaan en
daar gingen we naar beneden.
Zwemmen deed je in je nakie en bovendien
was het ons toch verboden om met natte
kleren thuis te komen. Dat was vragen om
een pak rammel! In het water gekomen,
zwommen we zo goed als het ging tot on
der het gedeelte waar het water naar bene
den viel. Net een pancuran of douche en
dan probeerden we ook nog vis te vangen.
De rotzooi die in de kali dreef werd daar
tegen gehouden en voor ons was het daar
onder dus veilig. Geen Iele kunings en an
dere rotzooi die je tegenkwam. Ondanks
onze maatregelen om niet ontdekt te
worden dat we in de kali gezwommen
hadden, werden we bij thuiskomst verrast
door mijn moeder.
Wij hadden niet in de gaten dat je altijd
iets meekrijgt als je in de kali hebt ge
zwommen. Onder je onderlip en soms
zelfs onder je neus werd het bruin. Een
laagje modder bleef achter en dat verraad
de ons. Een pak rammel en huisarrest was
het gevolg, maar toch weerhield het ons
niet om te blijven gaan.
Een rijke Chinese familie woonde een
paar huizen naast Richard en Gerards'
tuin grensde aan de kali. Deze familie had
een hok vol kippen en bebek entoks die
in de middag los gelaten werden en de
kali opzochten. Al eten zoekend stroopten
zij de kant af. Eén van de jongens had het
idee om een paar beheks te vangen, deze
te plukken en boven een vuurtje te roos
teren. Als de eenden het water in gingen,
deden wij dat ook en wachtten ze op in
de richting waar ze naar toe zwommen.
Als ze een meter of twee van ons vandaan
waren, doken we onder water, zochten
naar de silhouetten, grepen ze bij de po
ten en trokken ze onder water en zwom
men terug naar de plek waar het vuurtje al
brandde. We hebben wat eenden opgepeu
zeld in die tijd en dit deden we op het erf
van Richard en Gerard, als de ouders niet
thuis waren. Toen de Chinees er achter
kwam en dit aan de ouders van die twee
vertelde, werd de achtertuin verboden ter
rein en de jacht op bebeks was afgelopen.
Een volgende keer zal ik schrijven wat de
Sawo-boom voor ons te betekenen had.
Ruud Zevenhoven
Het gaat goed met onze economie
Alleen...
de bananenhandelaar is de pisang
en de tabakshandelaar de sigaar.
De bakker verdient geen droog brood
meer
en de herenmode is de das omgedaan.
De lampenwinkeliers zien de toekomst
donker in
en de scheepvaart is de wind uit de
zeilen genomen;
menig timmerman heeft het bijltje erbij
neergelegd,
terwijl de kousenfabrieken er geen gat
meer in zien.
De horlogemakers zouden de tijd wel
willen terugzetten
en de confectie-industrie moet er een
mouw aan passen.
De tuinders heeft men knollen voor
citroenen verkocht.
De binnenschippers zijn aan lager was
geraakt
en de chauffeurs hebben de macht over
het stuur verloren,
omdat de wegen aan belasting bezweken
zijn.
De wielrenners weten niet meer rond te
komen
en de badmeesters kunnen het hoofd
niet meer boven water houden.
De bierbrouwers moeten uit een ander
vaatje tappen
en voor de bioscopen valt het doek.
De kwekers zitten op zwart zaad,
de schoonsteenvegers komen op straat te
staan
en de stratenmakers kunnen wel op het
dak gaan zitten.
De mijnbouw graaft zijn eigen graf
en de Rijnmond gaat de pijp uit;
de NS is het spoor bijster,
de luchtvaartondernemingen vliegen de
lucht in
en dat terwijl de metselaars in de put
zitten
en de caféhouders het zat zijn.
De kappers zitten met de handen in het
haar,
de boer is uit het veld geslagen
en de helderziende schemert het voor de
ogen.
Maar voor de rest gaat alles goed!?
J.A. Meelhuijsen
18