Je-lah-je-
kripoet
moessQn
MIJN EERSTE
TAALSTUNT ALS
TOTOK
Philips. Op het overige terrein van de
electrotechniek was onze grootste concur
rent het Duitse Siemens.
De heer Grenzenberg, een Hollander, had
een drukkerij waarvan hij de naam verbas
terd had tot Pertjetakan Batas Goenoeng.
Hetgeen grammaticaal onjuist is; als hij
het goed had willen doen had hij zijn
bedrijf Goenoeng Batas moeten dopen.
Hij was geen klant van ons. De heer Sauw
van drukkerij Quick was eerst wel een
klant, maar al gauw dacht hij: wat Wijmer
kan, kan ik ook. Dus richtte hij het
electrotechnisch installatiebureau Perte-
koem op. Hetgeen betekent Perusahaan
teknik Oemoem. Over branchevervaging
gesproken... Later is hij een geduchte
concurrent van ons geworden op installa-
tiegebied. Wijmer importeerde ook grote
apparaten, zoals hoogspanningstransfor
matoren voor de PLN (Peroesahaan Listrik
Negara) en de DKA (Djawatan Kereta Api).
Voor lekker eten was het nu in Djakarta
een waar Eldorado. Overal verrezen eet
tentjes; bijvoorbeeld in de vroegere Laan
Trivelli in de voortuin van een woonhuis.
Op Tjikini was de grootste concentratie,
het trottoir was daar op enkele plaatsen
wel tien meter breed. Al om 16.00 uur
werden hier stoelen en tafels geplaatst.
Sommige eetgelegenheden waren over
dekt. Hier heb ik voor het eerst bami-
pangsit gegeten; ik had toen nog nooit
van wantansoep gehoord. Eigenlijk was
het geen wantansoep, maar gewoon bami-
goreng of bami-kwa met pangsit-basah.
Op het terrein van de dierentuin stond
behalve een bioscoop, Garden Hall, ook
een eettent met als specialiteit goelai-
kambing. Hier was ook een renbaan waar
races met whippets achter een konijnenvel
gehouden werden. Ik heb er wel eens een
gokje gewaagd. Een slimme whippet stak
het veld dwars over en had het konijn te
pakken. Natuurlijk werd het dier gedis
kwalificeerd.
Achter Pasar Baroe was nog steeds de
'kouwe hoek'. Specialiteiten: Es Sjanghai
en roedjak boeah-dingin. Voor deze
laatste lekkernij kon men uit een gekoelde
vitrine kiezen uit onder andere mangga,
papaya, jamboe, kedondong, blimbing en
ananas. Dit werd genuttigd met een
roedjak-sausje.
Voor uitgebreid Chinees eten moest je in
de restaurants op Glodok zijn. Had je een
tafeltje buiten dan werd de maaltijd opge
luisterd door een rondtrekkend orkestje
met een lady-crooner. Zij speelden alle
verzoeknummers: tophit was 'Wij gaan
naar Zandvoort'. In stalletjes kon je krang,
kleine slakken, eten. Alweer overgoten
met een sausje.
In die tijd had nog bijna niemand een
koelkast, in Indië frigidaire geheten. Voor
het koelen van dranken et cetera was men
aangewezen op ijs dat werd verkocht in
depots van de Petojo-ijsfabriek. Deze de
pots stonden overal door de stad verspreid
op straathoeken. Op de driesprong in de
Djalan Tjemara werd in zo'n ijsdepot ook
gado-gado-Djakarta verkocht, met alles
erop en eraan, werkelijk heerlijk!
De beste! Vermaard in de wijde omgeving.
Alweer de branchevervaging... Ik heb
gehoord dat er later een restaurant is
verrezen gespecialiseerd in gado-gado.
Inmiddels had ik ook een motorfiets, zo
dat ik ambulanter was. Een garage hadden
wij al, maar geen auto meer. Ik heb alleen
tweetactmotoren bereden. Als eerste een
TWN 125 cc, zodat een rijbewijs C-ketjil
volstond. Voor 150 cc en meer was een
C-besar nodig. Toentertijd was het hele
circus rondom het rijexamen en de
toekenning van het rijbewijs in handen
van de Polisi Laloe-Lintas, de Verkeerspo
litie. Later heb ik nog een TWN 200 cc
gehad; om te eindigen met een lawa Twin
van 350 cc. Het dragen van een helm was
nog niet verplicht; in Djakarta heb ik dan
ook altijd zonder helm gereden.
Op de hoek van Djalan Djogja en Djalan
Mampang stond een toekang-speda die
ook motorfietsbanden kon plakken.
In het huis op de tegenovergestelde hoek
woonde Mr. Boerhanoedin Harahap, die
een tijdje premier is geweest. Iets verderop
op de Mampangweg woonde Mr. Moh.
Roem van de Masjoemi. Op de Djalan
Imam Bonjol, de vroegere Oranjeboule-
'MOR. UIT I HET OUDE INI
'Help u zelf op reis met Maleis
of'Maleis in drie weken' zal het
boekje wel geheten hebben, dat ik
mee aan boord nam op de uitreis en
ijverig bestudeerde, zodat - op lava
aangeland - ik mij verbeeldde mij
reeds te kunnen redden in mijn
conversatie met de inheemsen.
Kort na aankomst zat ik mee aan
een groot diner (heren in smoking en
dames in avondtoilet) en geviel mij zelfs
de eer de gastvrouw als mijn tafeldame te
hebben.
Eén der gangen was kip met compote en
na het serveren van de kip vergat men
mij abusievelijk de compote op te dienen.
Ik zou hierom nu eens fraai in het
Maleis vragen, liet - om met Wodehouse
te spreken - mijn grijze cellenmassa
werken en bedacht dat in het Maleis
twee aaneengeregen zelfstandige naam
woorden gemakkelijk een nieuw begrip
vormden, b.v. air-hoedjan regenwater.
Compote (vruchten op water) zou dus,
zo meende ik, gevoeglijk kunnen worden
aangeduid door vruchtenwater in de
Maleise vertaling. Het kleine risico, dat
men mij bij het kenbaar maken van
mijn wens hiernaar zou aanzien voor
een ongeduldige accoucheur durfde ik
wel op mij te nemen. Welnu, water was
air en vrucht was??? Ia, verdikkeme, wat
was ook weer vrucht. Ik haalde mij de
lange reeksen gevoste woordjes voor de
geest. Het begon met 'boe' zo herinnerde
ik mij. Verder was ui bawang en
daar ui en vrucht beide plantaar
dig zijn, zou dus vrucht 'boeang'
moeten zijn. Ik draaide mij dus
naar de bediende
om en voegde
hem over mijn
schouder fier
toe: 'djongos,
minta boeang
air!'
Het had niet
het gewenste
- effect, in-
stede mij te
bedienen, scheen
hij enigszins ver
bijsterd mijn blik te ontwijken.
Een tweede poging had niet meer succes.
Ik bedacht toen, dat ik nog niet de juiste
klemtoon te pakken had, dus - gebruik
makend van een wegebben van het
geroezemoes van gesprekken, toen de
meesten hun kip aansneden, herhaalde
ik nogeens - thans luid: 'djongos minta
boeang air.'
Dat dit niet helemaal correct nog was,
kon ik wel aan de gelaatsuitdrukking van
vele gasten zien. De gastvrouw, proes
tend achter haar servet, redde de situatie
door de bediende toe te voegen:
djongos, kasih boeah air sama toean!'
Si Patjol
18