PLANTEN UIT DE TROPEN
Hedychium
moessQn
fr f A M 1 i étjk
door Netty Selder
Hedychium - Fakkelplant - Vlinderlelie -
Zoete sneeuw - Siergember - Gandasoli
Familie: Zingiberaceae - gemberachtigen
Er zijn dertienhonderd gemberachtigen
waaronder de Hedychiums met vijftig
soorten. Oorspronkelijk komen
ze uit India en zuidoost-Azië
waar ze in de bossen groeien.
Veel van deze planten groeien
in Indonesië, Madagaskar,
Maleisië, zuidwest-China en in
bepaalde subtropische gebie
den. In de Azoren bijvoorbeeld,
zijn ze verwilderd en een plaag
geworden.
De Hedychium wordt veel ge
kweekt als sierplant om zijn
prachtige, geurende bloemen.
Ze groeien op zonnige en scha
duwrijke plekken en hebben
een vochtige bodem nodig.
In de tropen bloeit de plant
meerdere keren per jaar. De
planten die enkele meters hoog
worden zijn bijzonder geschikt als heester
in tuinen en parken.
De wortels zijn dikke, vertakte, woekeren
de wortelstokken. Aan de dikke wortel
stokken, 'rizomen' genoemd, kan men
zien dat het om gemberachtigen gaat.
De brede, lintvormige bladeren doen aan
rietstengels denken. Ze groeien aan recht
opstaande stengels. De bladeren hebben
hele korte, ronde stelen en zijn gaafrandig
en puntig. Bovenop zijn de bladeren glan
zend groen, van onderen bleekgroen en be
zet met onopvallende fijne, lange haartjes.
De talrijke bloemen staan aan tien centi
meter brede en dertig centimeter lange
aren. Elke bloem heeft onderaan twee
groene schutblaadjes die de lang gebogen
bloembuis omvatten. De bloem heeft
twee staminodiën: onvruchtbare, verande
rende meeldraden die eruit zien als kroon-
blaadjes. Aan beide zijden daarvan drie
echte kroonblaadjes, die bestaan uit
onopvallende, smalle aanhangsels. Bij de
gemberachtigen en orchideeën vindt men
in de regel één bloemblaadje dat in kleur
en vorm sterk van de andere bloemblaad
jes afwijkt. Dat blaadje wordt lip of
labellum genoemd. Dit lipje heeft een
gele vlek en bestaat uit een wisselend aan
tal vervormde meeldraden. Ver naar bui
ten stekend de lijnvormige, platte en
tweekleurige meeldraad. Het kleine lang
werpige vruchtbeginsel staat onder de
bloem (onderstandig) en bevat drie hol
tes. Het vruchtbeginsel zit verborgen on
der de scheden van de schutbladen van de
bloeiwijze. De vorm en de kleur zijn ver
schillend naar soort. De kleur kan geel,
geelwit, oranje en rood zijn. De bloemen
die vooral 's nachts open zijn, geuren
heerlijk en lokken insekten aan die hun
bestuiven. In Indonesië worden de bloe
men in het haar gestoken.
Het zaaddoosje is driehoekig en drieklep-
pig: de zaden zijn talrijk, de kiem is enkel
voudig. Als de vruchten rijp zijn en de
schutbladen van de bloeiwijze verwelkt,
kan men de zaden zien die bedekt zijn
met een vlezige zaadrok die gehecht is aan
de centrale as van het vruchtbeginsel.
De zaadrok of arillus genaamd, is een uit
groeisel van de navelstreng van het zaad
tot een omhulsel. Dat omhulsel kan
vlezig, vliezig of soms uit haren bestaan.
Bij de Hedychium is ze vlezig. De planten
kunnen vermeerderd worden door middel
van scheuring van de wortelstokken en
door zaad.
Als kuipplant zijn Hedychiums zeer ge
schikt. Ze zijn niet makkelijk te krijgen,
alleen de Hedychium gardnerianum is
soms te koop. Pot de wortelstok in het
vroege voorjaar op in gelijke delen zand
en potaarde. Neem een brede pot van
ongeveer vijfentwintig centimeter door
snee. De plant wordt ongeveer twee meter,
daardoor kan een smalle pot gemakkelijk
omvallen. In de kamer moet de plant voor
een zonnig raam staan. Zodra de vorstpe
riode voorbij is, kan ze naar buiten.
Het zijn snelgroeiende planten, ze hebben
veel water en mest nodig. Af en toe flink
besproeien met lauw water. Nog beter is
het als men de plant vijf tot acht centime
ter in warm water kan laten staan.
Hoe meer zon en water hoe beter ze zal
bloeien. De plant bloeit pas in de herfst
met grote geurende bloemen. Een nieuwe
wortelstok heeft nog geen kracht genoeg
om het eerste jaar te bloeien. De Hedychi
um kan tot Iaat in de herfst buiten staan.
Zet haar vóór de eerste nachtvorst binnen.
Na de bloei minder water geven.
Overwinteren in een vorstvrije
koele kas of serre. Knip alle
stengels net iets boven de
grond af. Sommigen snoeien
de plant na de bloei tot zestig
centimeter af. Men kan de
plant ook koel, droog en don
ker wegzetten. In het voorjaar,
de plant overplanten in nieu
we potgrond, zo nodig een
bredere pot nemen. Na enkele
jaren kunnen de wortelstok
ken gedeeld worden voor
nieuwe planten.
Hedychium gardnerianum
heeft een grote, lelie-achtige
bloeiwijze. Het zijn witte, soms
gelige bloemen, oorspronke
lijk uit Nepal afkomstig. De
planten zijn door een zekere Gardner in
1818 naar Calcutta gebracht. Ze heeft veel
warmte nodig om te bloeien. De planten
komen in tropische bossen voor en met
haar dikke vertakte wortelstokken kan ze
snel overwoekeren. Van de Hedychium
spicatum wordt uit de wortelstok een
aromatisch poeder gewonnen, 'abir'
genaamd. Hedychium coronarium heeft
witte, soms gele bloemen. Hedychium
coccineum heeft bleekrode bloemen, een
echte kasplant. Hedychium flavum heeft
oranje of lichtgele bloemen, de plant
komt uit de bergstreken van noord-India
en lijkt veel op de Hedychium coronari
um. Hedychium forrestii heeft witte bloe
men die ondersteboven lijken te staan.
Hedychium allepticum heeft witte sierlijke
bloemen die geknipt aan de steel staan.
Hedychiums zijn te zien in Burgers Bush.
Literatuur:
B. Everhard, Bloemen uit de wereld
Het maandblad Trubus
Bruggeman, Indisch tuinboeh
L.O. Franquino en A. da Costa, Madeira
flores.
Sertum Botanicum Collection de Plantes
30