Mythen en volksgeloof P moessQn w Tijgers (Panthera tigris) In een vorige aflevering (Moesson juni 1996) ging ik na op welke wijze mens en tijger in conflict konden geraken. Zo'n conflict tussen mens en dier is eigenlijk net zo oud als de mensheid zelf. Opmer kelijk is echter dat de mens het wilde dier soms ook een mystieke betekenis gaf in zijn dagelijks bestaan. Zo beschouwden de oude Egyptenaren bepaalde dieren als god delijk of heilig en heeft het hindoeïsme o.a. een godheid als Ganesja die een olifantenhoofd heeft. De Etrusken en Grieken uit de oudheid kenden de 'weerwolf, men geloofde dat sommige mensen de gedaante van een wolf konden aannemen. Dit geloof noemt men lycantrofie en deze benaming is ontstaan uit de Griekse woorden lukos (wolf) en anthropos (mens). In Indonesië heeft de tijger de mens steeds vrees, maar ook ontzag ingeboezemd. Hij was angstwekkend in zijn woestheid en imponerend door de koninklijke pracht van zijn verschijning. Tot op de huidige dag wordt de tijger in Indonesië omgeven door allerlei mythes, die ook geleid had den tot het geloof aan lycantrofie, waarbij de rol van de wolf ingenomen werd door de inheemse tijger. Ook werd geloofd dat bepaalde personen een geheimzinnige, bijzondere kracht of kennis (ilmoe) beza ten waar door zij in staat waren met de tijger of de menselijke geest die van de tij ger bezit had genomen te communiceren. Hoe een dergelijk geloof een belangrijke factor vormde (en soms nog vormt) in het conflict tussen mens en tijger, wordt op boeiende wijze weergegeven door het volgende verslag uit het dagblad 'De Vrije Pers' dat in 1952 te Soerabaja verscheen. De Tijgerdoekoen Toen in Smedang Boekit Kaba, gelegen op 35 km van Bengkoelen op Sumatra, in 1951 de stoffelijke resten werden begraven van het honderdste slachtoffer van een tijger, sprak de bevolking van een vloek die op haar rustte. Zij vluchtte naar veili ger oorden en slechts een klein deel bleef achter in de dorpjes die rondom een als heilig beschouwde heuvel gelegen waren. De heuvel, die tevens als offerplaats diende, was op initiatief van een modern dorpshoofd ontbost en daarin zag men de oorzaak van de vloek. De ladangs die er kwamen brachten niet de verwachte wel vaart, doch in plaats daarvan dood en verderf. Volgens hen hadden de tijgers die in het bos op de heuvel woonden en daar toe het recht hadden verkregen van de beschermgeest aan wie men placht te offe ren, van de Pojang (de spirituele opper- heerser van het bos), opdracht gekregen de mensen te straffen voor de gepleegde heiligschennis. De moderne Indonesische bestuursambtenaren haalden hun schou ders op, maar riepen tevergeefs de hulp in van bekende tijgerjagers, politie en mili tairen. Thans volgt het gepubliceerde relaas van de Boepati van Bengkoelen, Aboe Bakar: ling voor elke gevangen tijger naar Bengkoelen te komen. Vooruitlopend op het gehoopte succes had ik reeds een paar stevige hokken laten maken. De doekoen werd met een jeep naar de goeddeels ver laten dorpjes gebracht, waarvan de koffie- en rubbertuinen in ver waarloosde toe stand verkeerden als gevolg van de reeds ander half jaar durende terreur. De enkele overgebleven inwoners waren geenszins ervan overtuigd dat de doekoen zou sla gen, waar iedereen tot nu toe had gefaald. Zij hielden het op de vloek! De tijgers waren inmiddels steeds driester geworden en vielen zelfs overdag de land bouwers op hun velden aan. Op een keer had een tijger een vrouw door het kookgat in de vloer van het op palen gebouwde huisje weggesleurd, terwijl er nog drie andere mensen in de slaapruimte sliepen. Geen van deze personen had er ook maar Ik was radeloos en toen steeds weer nieu we slachtoffers vielen, had ik de assistent- wedana Basir die een bekend tijgerjager is, gevraagd naar dat rampzalige gebied te gaan. Basir had reeds dertig tijgers gedood en stond bekend om zijn volhouden, ook onder de meest moeilijke omstandighe den. Lange tijd verbleef hij zowel overdag als 's nachts in het bos. Hij zette lokdieren uit, maar slaagde er niet in om ook maar één tijger onder schot te krijgen, hoewel er genoeg sporen te zien waren. Toen hij voor zijn bestuursfunctie niet langer ge mist kon worden, werden jachtpatrouilles van politie en militairen ingezet, maar ook deze boekten geen enkel succes. Ten einde raad riep ik toen de hulp in van een doekoen, een befaamde tijgervanger, Kota Gelar Pitoe Kajo geheten, woonachtig ten zuiden van Padang in het Paimanse. flij verklaarde zich bereid om tegen beta- iets van gemerkt en bovendien was de woning slechts te bereiken via een primi tieve trap. De getroffen vrouw had al weken lang in angst geleefd, daar zij op het veld reeds een keer door een tijger was aangevallen. Volgens de dorpsbewoners was de vrouw 'getekend' en omdat tijgers volgens hen angst konden ruiken, had zij het dier zeif de weg gewezen. De tijgers hadden bij de meeste slachtoffers slechts de buikstreek aangevreten en van het overige deel van het lichaam verhoudings gewijs veel minder. Llierdoor raakten zij er nog meer van overtuigd dat het om een vloek en vergelding ging. De buik is im mers een symbool van genot, waaraan de mens het eerst aan toe geeft, wanneer hij tot welstand gekomen is. Vanuit deze invalshoek symboliseerde het omkappen van het bos in wezen niets anders dan het beogen van welstand, voorbijgaand aan 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 26