Lekker kerok! het eerbiedigen van de eeuwenoude adat met betrekking tot de spirituele wereld. De doekoen bepaalde dat de val op de top van de heuvel gebouwd moest worden. Bij de bouw ervan mochten geen spijkers gebruikt worden, doch uitsluitend rotan en scherp gepunte bamboes. Na het ge reed komen wreef de doekoen de gehele val in met klap perolie en offerde hij aan de Pojang zeven soorten bloemen, witte en rode kleefrijst, geraspte klapper en op het eind van de dag brandde hij wierook. Elke dag prevelde hij magische formules en werd de val opnieuw met klapperolie ingesmeerd en wierook gebrand. In één van de aan dorpen aan de voet van de heuvel kon men vanuit een huis zien, dat de doekoen de hele dag bovenop de val zat en op een bamboefluit blies. Hij boot ste af en toe het geluid van een tijger na door middel van een door zijn helpers uit been en ijzerdraad gemaakt instrument. Als lokaas in de val diende een bontge kleurde geit. Opmerkelijk was dat na komst van de doekoen geen mensen meer waren overvallen of gedood! Vijf lange weken herhaalden zich de ritue len zonder dat er verder iets bijzonders gebeurde. Toen ik hem hierover onder hield, schreef hij het uitblijven van succes toe aan het gebrek aan vertrouwen der be volking, die nog gedeeltelijk in de geteis terde dorpen gebleven was. Volgens hen zou de vloek pas uitgewerkt zijn, wanneer er genoeg slachtoffers zouden zijn geval len om de Pojang te verzoenen. 1 loewel hevig bevreesd, was ieder van hen gebleven in de hoop dat zij persoonlijk gespaard zouden blijven en hadden zij voor een lage prijs de tuinen op gekocht van hen die gevlucht waren. Maar eindelijk in de zesde week werd de eerste tijger gevangen, een prachtig getekende grote tijgerin. Niet lang daarna werden nog twee andere tijgerinnen gevangen, waarvan een echter dood in de val werd aan getroffen en de andere tijdens het transport naar Bengkoe- len stierf. De vierde gevangen tijger was een groot mannelijk exemplaar en het gelukte ons deze levend naar de stad te brengen. De kooien met deze mannelijke tijger en de eerder gevangen tijgerin wer den op de binnenplaats van het vroeger door de Engelsen gebouw de fort Marlborough opgesteld. Dit fort dient tegenwoordig als kazerne voor militairen. Kort nadat de tijgers daar waren aan gekomen, kwamen tot onze verbazing 's nachts tijgers tot op de haventerreinen naast het fort en we vonden zelfs hun sporen in de droge fortgracht. Soepartojo, die een agent van de KPM is, zag op een morgen tussen de opgestelde lege oliedrums een grote tijger wegsluipen. Sinds mensenheugenis had zich zoiets niet meer voorgedaan. Intussen trachtte de resident van Bengkoelen de tijgers aan een dierentuin te verkopen. Toen evenwel uit Soerakarta op Java antwoord kwam dat men het aanbod accepteerde om ze over te nemen, waren beide tijgers reeds dood. Via een autopsie kwamen we te weten dat de bevolking de tijgers vergiftigd had, ken nelijk om het zekere voor het onzekere te nemen. Sindsdien heeft men in Smedang Boekit Kaba geen overlast meer van tijgers ondervonden. Het duurde evenwel nog een hele tijd voor de bevolking in haar geheel weer naar de verlaten dorpen was terug gekeerd. Toen president Soekarno in 1952 een bezoek aan Bengkoelen bracht, vertelde de resident Mohamad Kasan hem het verhaal en deelde mede dat in totaal 170 mensen door de tijgers waren gedood. Er circuleer den toen ook foto's van de vier gevangen tijgers en de doekoen, en de door hem ge bruikte val. De indruk bestaat dat de ont- boste heuvel deel uitmaakte van het terri torium van de mannetjestijger, die tegelijk dat van de drie wijfjes omvatte. Opschui ven kon waarschijnlijk niet, aangezien zij dan het territorium van een andere tijger zouden binnendringen. Nu alarmerende berichten circuleren over het huidige Sumatraanse tijgerbestand, is zo'n tijger doekoen zijn gewicht in goud waard om overlastige tijgers te vangen en mogelijk in een ander 'leeg' gebied te huisvesten. De doekoen met zijn fluit en wierook, liever dan de jager met het geweer! Dit spannende verslag dank ik aan het boek De Tijger in het Volksgeloof wan de heer ).C. Hazewinkel, een boek uit de jaren zestig. Voor de jongere generatie Moesson-lezers wil ik in kort bestek nader ingaan op wat de heer Hazewinkel toen aan gegevens bijeen bracht. Ik zal echter niet zozeer ingaan op de overigens zeer boeiende jachtbelevenissen. Samenvattend daarover kan men stellen, dat de tijger- jacht behalve moed ook veel koelbloedig heid en inzicht in de gedragingen van het dier vereist. Wil men het risico beperken wanneer men een tijger onschadelijk moet maken, dan zou het gebruik van tijger klemmen, valkuilen, sprin glansen daartoe het meest geëigend zijn. Voor de tijger zelf zal dit niet de zachtzinnigste manier bete kenen om naar de eeuwige jachtvelden te verhuizen. In tweede instantie bestaat de mogelijkheid een lokdier in de nabijheid van een boom te binden, waarin de jager op een gecamoufleerd platvorm post vat. Risico onstaat dan weer wel als de tijger niet direct dodelijk getroffen wordt. Immers kan het dier dan in hinderlaag gaan om de jager te grijpen wanneer hij de boom verlaat. Een vogelvrij verklaarde 'man-eater' is meestal een zeer vervolgd en gelout erd dier dat hierdoor erg schuw en pienter-boesoek (sluw) geworden is. Zoals voor de heer Hazewinkel meerdere malen het geval, wordt het dan noodzakelijk hem in het terrein op te sporen, waarbij zowel jager als tijger jacht op elkaar kun nen maken. Voorwaar, een niet erg te benijden situatie! De bevolking van Sumatra kent ook een methode van drijfjacht op tijgers. Via spo renonderzoek bepaalt men eerst in welk bos gedeelte de harimau (tijger) zich waarschijnlijk zal bevinden. Dan omsin gelt men dit gebied met drijvers die lawaai makend tussen groepjes karbouwen als dekking in lopen. De beste schutters kun nen de tijger dan op een bepaalde plek opwachten of zij schieten tussen de kar bouwen door als de tijger zich bloot geeft. Hoewel op Sumatra ook olifanten voor komen zoals in India, is de olifant daar niet voldoende gedomesticeerd zodat men met hen dergelijke drijfjachten kan hou den. In India worden toeristen tegenwoor dig op olifanten vervoerd op zoek naar tij gers in de nationale parken. Twee zeer aansprekelijke diersoorten voor de eco- toerist en helaas juist zo erg bedreigd! F. van Garling I luismiddeltjes zijn er vele: men wordt gepidjit of ge-oeroet of men wordt ge- kerok. Pidjit is massage door knijpen, oeroet is door wrijven (erg goed tegen stijve spieren) en kerok, dat is met behulp van een gobang of andere munt en wat olie strepen of krassen maken op de huid, vaak totdat deze vuurrood ziet. Een Indische dame in Holland was eens ge-kerok en kwam de volgen de dag bij de dokter. Deze schrok van de vele rode strepen op haar rug en dacht dat zij een vreemde huidziekte had. Maar zij vertelde hem, wat kerok was. Verbaasd vroeg de arts nog: 'En helpt dat?' 'Ja zeker', antwoordde de patiente. Soms vragen moeders aan hun kind om over hun rug te lopen wanneer ze erg vermoeid zijn. Dan loopt het kind op blote voetjes heen en weer en trapt op die manier alle stijve spieren los. Dus een soort wandel massage... D.A. Visiter 41ste jaargang nummerU mei 1997 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 27