PLANTEN UIT DE TROPEN
Caesalpinia
pulcherrima
moessQn
door Netty Selder
van een pauw. Binnen de meeldraadkrans
staat de stamper. Het brede, onderste deel
van de stamper is het vruchtbeginsel,
daarboven de lange stijl met bovenop een
kleverige stempel. Het eenhokkige vrucht
beginsel wordt later de vrucht, in dit geval
de peul.
De platte peulen waarin de zaden zitten,
staan onderaan de bloemtros. De peulen
zijn tien centimeter lang en vier centime
ter breed. De zaden zijn rijp als de iets
kromme peulen bruin-zwart kleuren, ze
scheuren met twee kleppen open. De
planten worden door zaaien vermeerderd.
Er zijn soorten met lichtgele, goudgele en
lichtrode bloemen. Caesalpinia tinctoria is
een één tot vier meter hoge boom met
dofgroene blaadjes. De gele bloemen
geuren heerlijk.
Caesalpinia gilliesii heeft grote, enigszins
komvormige bloemen met rode meeldra
den. Deze plant kan tien graden vorst
verdragen. Toch noemt men dit matig
winterhard.
Caesalpinia ferrea heeft lichtgroene blaad
jes en kleine, gele bloemen. Ze kunnen
tien meter hoog worden. Ze worden veel
aangeplant vanwege de zilvergrijze, schil-
vormige bast en hun decoratieve bladeren.
Caesalpinia sappan in Indonesië 'Sitjang'
genoemd; is een klimmer.
De stam en de takken zijn bezet met
stekels. De stekels helpen de plant bij het
klimmen. Ook wordt ze als haag geplant.
De snelgroeiende heester draagt dertig
centimeter lange bloemtrossen.
Van de Caesalpinia sappan wordt uit het
hout een verfstof gehaald. Schraapsel
wordt onder de naam 'Kajoe sethang'
verkocht als medicijn samen met andere
kruiden tegen dysentrie en geslachtsziekte.
Caesalpinia pulcherrima - Kembang Merak -
Pauwbloem
Familie: Caesalpinaceae - Christusdoorn-
achtigen
Deze fraaie boom of heester van drie tot
vijf meter hoog, draagt haar naam met ere,
want pulcherrima betekent: zeer schoon.
Ze is afkomstig uit Zuid-Amerika en wordt
als sierheester veel aangeplant in tuinen
en parken. Ze komen voor in tropische en
subtropische gebieden. Een enkele keer
wordt ze in het wild aangetroffen. De
planten zijn genoemd naar de Italiaanse
botanicus, filosoof en arts Andrea Caesal-
pini, stichter van de methodische plant
kunde die leefde van 1519 tot 1603.
De planten hebben vaak stekels, het zijn
eigenlijk verharde, vervormde haren, die
makkelijk loslaten als men er met de
duim tegenaan drukt. De heesters groeien
hard en moeten geregeld gesnoeid worden
om de mooie vorm te behouden. De tere,
dubbelgevederde, eironde blaadjes
hebben aan de voet van de
bladstelen bladgewrichtjes.
Hierdoor kunnen de blaadjes
zich aan het eind van de dag
tot de volgende ochtend
samenvouwen in zogenaamde
slaaptoestand. Waarschijnlijk
heeft deze slaaptoestand ten
doel warmteverlies en verdam
ping gedurende de nacht te
beperken. Het komt vaker voor
bij tropische planten die
zogenaamde slaaptoestand,
bijvoorbeeld bij de Tamarinde
(Asam), de flamboyant en
Mimosa pudica Kruidje-roer-
me-niet). Het Kruidje-roer-me-
niet vouwt zijn blaadjes al bij
de minste aanraking.
Aan het eind van de takken boven de
bladeren komen veertig centimeter lange
en pyramidevormige bloemtrossen te
voorschijn. Bloemknoppen worden door
een paar groene blaadjes beschermd; deze
schutblaadjes vallen gauw af. De bloemen
staan aan tien centimeter lange stelen. Ze
zijn fel oranje-rood met een brede, gele
rand. Bij het verwelken kleuren de bloe
men donkerrood. De buitenste vijf ge
kleurde blaadjes vormen de kelk waarvan
een blaadje groter is. Dan komt de bloem
kroon met vijf heldergekleurde blaadjes.
Ze zijn afwisselend geplaatst met de kelk
blaadjes. Een van de kroonblaadjes is
buisvormig toegevouwen, daardoor kun
nen insecten makkelijk de honing berei
ken die zich in de komvormige bloembo
dem bevindt.
De bloem is tweezijdig symmetrisch.
In het midden zitten de tien centimeter
lange, rode meeldraden, tien in getal. De
meeldraden staan verspreid als een staart
30