Als maar geef geluid... moessQn Pa Gisius met zijn zoontje tussen mijn vader (rechts) en Dr. Bense. Waar is nu het Ranoe Kembolo? Dat zagen we toch liggen aan de voet van de Ajak- Ajak? Gezichtsbedrog: door de grote hoog te hebben wij de kleine kratertjes niet voldoende in aanmerking genomen; en eerst als we, na een kwartiertje zuidwaarts lopen, linksaf buigen door een sleuf heen, ligt daar in al zijn roerloze aanbiddelijke heerlijkheid het meer voor ons. Het grootse, overweldigende in de natuur maakt de mens klein en stil; maar ook het verheven-schone, reine, eeuwig klare maakt dat de mensenziel een serene rust over zich komen voelt en we kunnen al leen maar in aanbidding de natuur bewon deren en we moeten even stil, heel stil zijn. Zelden heb ik dit zo sterk gevoeld als bij de eerste aanblik van het volmaakte stukje natuur, dat door de Ranoe Kembolo met zijn mooie heldere water, zijn lief lijke, beschaduwde oevers, in het licht van de stervende dag werd gevormd. Volkomen vrede en hooggestemde harmonie rees uit dit geheel omhoog. Stil gingen we langs de oever onder de oude tjemara's naar de glooiende Zuid rand, waar onze tent reeds opgeslagen stond. Schril werd even de vredige stern- blikjes, op smakelijke wijze door me vrouw Vermeulen toebereid, vond al spoedig zijn weg naar onze hongerige magen. Het was te koud om nog lang buiten te blijven; bijtijds zochten we onze nachtverblijven op; de Vermeulens en ik in de meegenomen tent, Gisius met 'Boertje' in een a l'improviste van takken, bladeren en gras opgetrokken hut. De nacht was niet in alle opzichten ideaal; ongewoonte in de eerste plaats, harde ligging, niet al te dikke dekens (drie elk) waren allen factoren, die hun bezwaren meebrachten; terwijl het grondvlak een hellende richting had met het hoofdeind boven, zodat we om beurten af en toe een In het onwezenlijke witte licht van de vroege ochtend, de zon was nog niet hoog genoeg gerezen om over de zandbergen heen te kunnen schijnen, lag roerloos stil het gladde watervlak uitgespreid; een ijle, tere nevellaag hing erboven en trok heel langzaam als een sluier omhoog. Het was nog koud en dat de nacht héél koud was geweest bleek wel uit de bevroren dauw die in talloze kleine heldere ijspareltjes op alle blaadjes en grasjes kleefde; natuurlijk ijs, duidelijke nachtvorst, hier in Indië, acht graden bezuiden de evenaar! Na een zeer geanimeerd ontbijt en de nodige min of meer grondige toiletbe slommeringen, werden de toebereidselen voor het vertrek gemaakt. Een deel van de levensmiddelen werd achter gelaten met het opschrift: 'Afblijven, we zijn naar boven!' Het was overigens uiterst onwaar schijnlijk dat enig menselijk wezen in de anderhalve dag van onze tocht naar de top bij het Ranoe Kembolo zou verschij nen. We konden het er dus gerust op wagen. De veldflessen werden gevuld, kieken genomen en om half negen toog de karavaan op weg in zuidelijke richting, na eerst nog even de steen met eeuwen oude inscriptie, door Gisius ontdekt, be wonderd te hebben. Aanvankelijk leidde het pad over een klein Corrie von Hugo vertelde het volgende. Toen we nog op de suikerfabriek Kemanglen dichtbij Tegal woonden, liet Papa eens een filmrolletje naar de Chinese fotograaf brengen om te ontwikkelen. Dat geschiedde door ons 'plajangan' (bediende). Na een paar dagen moest Papa toevallig in de kota zijn en ging hij meteen bij de Chinees langs om de foto's af te halen. Maar er bleek totaal niets te zijn op de naam Von Hugo. Hoe ze ook zochten, de naam kwam niet voor. Toen besloot Papa maar om de afgedrukte foto's te bekijken, en jawel, hij had ze gauw gevonden. Ze stonden onder de naam Wang Hi l loo! D.A. Visker voet van de Smeroe zullen bereiken. Op dit ogenblik rijpt het plan, om op de te rugweg de nacht op de Ajak-Ajak-top door te brengen, om daar de zonsopgang en het eerste heldere morgenzicht waar te nemen. Dan volgt de afdaling aan de Zuidkant van de Ajak-Ajak, zeer steil, zeer glad en glibberig; geen gemakkelijke weg, maar zeer schilderachtig. Links laten we liggen het zogenaamde Ranoe Kembang, een droge meerbedding, waarin zich in de regentijd water verza melt. Nog even een kleine stijging, langs de Goenoeng Plasso en we dalen af in de hoogvlakte ten zuiden van de Ajak-Ajak, de 'Zandzee' van de oorspronkelijke Ajak- Ajak-krater, waarin zich verschillende latere kraters en vulkanische vormingen verheffen. ming verstoord door het vinden, vlak naast het smalle voetpad, van een pasge storven vliegende eekhoorn met mooie, volle kastanje-bruine pels. Wel scherp zijn de tegenstellingen der natuur. Het was intussen donker en... koud ge worden, een knappend kampvuur was zeer welkom en de inhoud van ettelijke reis in opwaartse richting moesten ondernemen. Tweede dag- Omstreeks zes uur onze neuzen buiten de tent stekend, was het weer direct het prach tige meer, dat al onze aandacht trok. 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 46