Haar vader, de korporaal Piet Scholte en haar Javaanse moeder Djemini. Een mindere militair die een vrouw met wie hij wilde samenleven en met wie hij een gezin wilde vormen, kon zich bij de Nederlandse kapitein laten inschrijven. Ze was dan officieel zijn 'moentji', een in die kringen meer gebruikelijk woord dan 'njai'. Dit was het kazerneconcubinaat, dat niet in Indië, maar in het moederland aanleiding gaf tot morele verontwaardi ging- Dit publiekelijk samenwonen gold in de eerste plaats de inheemse soldaten, de Europese soldaten kregen wat meer priva cy, meestal een huisje aan de rand van het kampement tegen het prikkeldraad aan. Als een Europees militair te kennen gaf zijn moentji officieel te willen trouwen werd hem een onderofficierswoning buiten het kampement toegewezen, maar altijd vlak in de nabijheid daarvan. Ze bleven in de dienstsfeer leven, apart van de officieren en de burgersamenleving. In de plaatselijke sociëteit werden ze niet toegelaten, hun plaats was de kantine. Daardoor werden de 'mindere militairen' (zoals ze ook officieel werden aangeduid) in een geïsoleerde positie geplaatst: niet ontvangen in de kringen van hun landge noten en hun Javaanse familie. Ze werden op hun eigen beperkte wereld terugge drongen, op een klein kringetje van lotge noten en hun Javaanse familie. In deze gesloten gemeenschap leefden ze overi gens vanzelfsprekender dan men zou ver moeden. Een Europese mindere militair kon het treffen met zijn moentji, of als hij trouwde, met de 'moeder zijner kinderen'. Toen korporaal Scholte met Djemini trouwde, had zij al twee verhoudingen met mannen achter de rug, hoe jong ze toen nog was, want ze was mooi. De eer ste keer, kort na haar eerste menstruatie, toen ze nog een kind was, werd ze uitge huwelijkt, de tweede keer werd ze de moentji van een inheemse militair. Hij behandelde haar als een slavin. Uit walging en angst voor hem vluchtte ze naar huis. Toen verscheen Si Pandjang. Hij dronk niet en dat was al heel wat, want de Europeaan werd vereenzelvigd met de 'orang mabok', de dronkaard en daar had men een grote verachting voor, gemengd met angst. Djemini werd eerst zijn moentji, na enige tijd trouwden ze. Het was zijn uitdrukkelijke wens. Zo hoorde het bij zijn samenleving en zijn geloof. Het huwelijk heeft tot zijn dood toe standgehouden. Dit alles vinden we in Lin Scholtes eerste en bekendste boek Anak Kompenie. Simpel, maar naar waarheid geschreven, een ontroerend boek van een bijzondere vrouw. Want dat was ze. Haar tweede boek Bibi Koetis voor altijd (Bibi betekent tante) is haar beste boek. Ook dit speelt zich in het tangsileven af. Het is persoonlijker dan Anak Kompenie. Ze hield meer van haar, overigens avon tuurlijker tante, dan van haar eigen moe der. Begrijpelijk, Bibi Koetis woonde bij de familie in huis. Ik merkte het eens tegenover Leen op, in een brief. Ze ant woordde dat ik de verhoudingen scherp gezien had en verwonderde zich erover dat ik dat als buitenstaander opgemerkt had. Ach, er was niet zoveel voor nodig. Met haar toon, met de kracht van haar woorden verried ze zich, de geboren schrijfster. Met haar derde boekje Takdiran en andere verhalen sloot ze haar literaire loopbaan af. Vooral het titelverhaal over Sarbadi, een vriendin van haar moeder, is een prachtig verhaal. Het bevat een specifiek koloniaal drama waar 'wetenschappelijke beschouwingen' bij in het niet vallen. Ook een teken van haar schrijversschap. Maar het voornaamste is, dat ik van haar gehouden heb, wij alle bei Fried en ik. O ja, ze schreef nog een kookboek Van Sabatig tot Merauke. Want koken kon ze ook goed: een voudig en lekker. Haar gerecht van pèpèsan zal ik nooit vergeten. Ze leerde het van haar grootmoeder Tumerah die ook al bij hen in huis woonde. Het is de grote verdienste van haar geliefde vader dat hij dat alles goed vond, terwille van zijn Javaanse vrouw. Dit is een wat rommelig geschreven herdenking geworden en vooral on volledig, want ik weet zoveel méér van haar. Ik zou graag nog meer over Leen willen zeggen, in de vorm van een boekje bijvoorbeeld. Maar ik ben er met mijn bijna negentig jaar te oud voor. Een bijzondere, maar vergeten schrijfster: Lin Scholte, officieel Helena Geertruida Siebenhaar-Scholte (1921-1997), voor mij onvergetelijk. Rob Nieuwenhuys Djemini drie jaar voor haar dood in september 1978. 42ste jaargang nummer 1 juli 1997 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 27