moessQn
Na plaatsing van de IFA-foto in
het meinummer (pagina 39)
meldde mevrouw A.P. Gerritsen-
Jeronimus zich. Zij is een
dochter van een eigenaar van de
ijsfabriek. Op ons verzoek
schreef zij de volgende bijdrage.
De onbekende eigenaar is mijn vader fan
Albert Jeronimus met zijn oudste dochter
Clementine (Tineke), mijn oudste zus.
De foto is gemaakt in het jaar 1915. Mijn
moeder is Jeanne Dorothea Antoinette
(agtman. Zij hadden vijf kinderen:
Clementine (Tineke), Albert, Antoinette
(Nettie), Cornelia (Corry) en losephine
(Fien).
Mijn vader begon in 1913 met de bouw
van de ijsfabriek en heeft er tot 1942 ge
woond en gewerkt. De grootste afnemers
waren de BI'M en de employees van de
maatschappij die in Tjepoe of de omge
ving woonden. Ook werd ijs naar de
diverse boringen zoals in Ledok, Globo,
Kedewan en Kawengan gebracht.
Verder waren er klanten in de omliggende
plaatsen, zoals Padangan, Bodjonegoro,
Toeban, Blora en Rembang. Het vervoer
buiten Tjepoe ging per tool-car of trein
buiten Tjepoe. De plaats zelf werd voor
zien door een tjikar (ossenwagen) of glo-
dok (een wagen op wielen met een paard
ervoor). Zie de foto, links op de achter
grond.
In Tjepoe zelf waren tien verkoopplaatsen,
depots, met eigen personeel voor de ver
koop.Voor de fabriek en het woonhuis en
ook op het erf aan de overkant, was een
eigen lichtcentrale. In de stallen stonden
voor het vervoer rijpaarden en vijf stieren.
Mijn vader was dag en nacht in zijn fa
briek bezig, 's Nachts om drie uur reden
twee tjikars uit naar de twee stations
(S.J.S. en de N.I.S.). De S I S. reed naar
Blora en Rembang en de N.I.S. naar Pa
dangan, Bodjonegoro en Babat.
De Toeban-klant kreeg zijn ijs per bus
vanuit Babat.
De staven ijs waren honderd pond zwaar.
Ze werden in vijftig en vijfentwintig
pondsstukken verpakt (voor de grote
afstanden) in gevlochten pandanblad,
omwikkeld met veel zaagsel. De pakken
werden dichtgenaaid met draden van het
pandanblad (agel). Dit moest wel zo goed
verpakt worden, anders zou het ijs te veel
wegsmelten. Het zaagsel kocht mijn vader
van de houtzagerij van het boswezen die
in Tjepoe stond.
's Morgens om zes uur kwamen vijfen
twintig tot dertig man op het erf tegenover
de ijsfabriek hun ijs-gosok klaarmaken,
waarna ze met hun heerlijke ijs naar Tje
poe of de desa's gingen. Ook hadden we
een bendi, een open wagen met een paard
ervoor en de koetsier achter op de bok; zo
werden we toen we klein waren naar
school gereden en ook van school naar
huis gebracht.
Met acht jaar kregen we een fiets en moes
ten we ongeveer tien kilometer naar school
fietsen. Mijn moeder maakte zelf ijspoe-
ter-vanille of -chocolade dat in een karret
je door het personeel verkocht werd. Later
kocht mijn vader een tool-car (open be
stelwagen) en een gesloten bestelwagen.
Die ging sneller en dat was gemakkelijk
vooral als er haast bij een bestelling was.
Toen de Japanners in maart 1942 Java bin
nenvielen moest mijn vader de ijsfabriek
van de regering vernielen door haar in
brand te steken: de verbrandende-aarde-
tactiek. Evenzo werden de
olieboorinstallaties van de BPM vernie
tigd. Niets mocht in handen van de vijand
vallen. Mijn ouders en de twee jongste
dochters Corry en Fien werden geïnter
neerd in het kamp Kampong Mangga 7 in
Semarang. Na enige maanden is mijn va
der met de jongens uit dit kamp overge
bracht naar het mannenkamp Halmaheiy-
ra in Semarang en daarna is hij naar een
kamp in Ambarawa (bij Salatiga) gebracht.
Na de overgave van de Japan is mijn
schoonzoon Mase Bajerto hem direct gaan
zoeken en Mase vond hem nog juist op
tijd. Mijn vader was doodziek en bijna
verhongerd. Met een ossenwagen bracht
Mase hem naar Semarang, waar zijn doch
ters Clementine en Antoinette medicijnen
brachten, zodat hij het toch nog heeft
overleefd. Vrouwen en zeker vrouwen met
kinderen konden wel aan medicijnen
komen bij het Rode Kruis. Mannen en en
oude mannen kregen die absoluut niet.
Na de oorlog kregen mijn ouders geen
stuiver voor het verlies van
hun fabriek en zijn ze als ar
me en berooide mensen naar
Nederland gekomen, waar zij
hun laatste jaren in een wo
ning aan de Abel
Tasmanstraat in Den Haag
hebben gesleten.
Mijn vader Ian Albert werd
geboren in Antwerpen op
21 november 1877 en is op 31
maart 1958 overleden. Mijn
moeder (eanne
Dorothea Antoinette Jagtmari
is in Batavia geboren op
17 februari en stierf op 10
januari 1966. Twee dochters
leven nu nog, namelijk Corry Rijnaard-
Jeronimus en Antoinette Gerritsen-
Jeronimus. Beiden wonen in Nederland.
A.P Gerritsen-Jeronimus
40