Louise Spalding
Het leven na Indië
Zoals ik zei, ben ik in juni 1969 naar
Californië vertrokken. Aanvankelijk ging ik
drie maanden op vakantie, om het land te
verkennen. Ik was een toerist en had geen
green card die mij het recht gaf om te wer
ken. Om te mogen werken heb ik een
sponsor moeten zoeken, die ik ook gevon
den heb met behulp van een kennis: een
echtpaar waarvan de vrouw hulpbehoevend
was en de kinderen het huis uit waren.
Ik moest een contract van een jaar tekenen
om bij hun te werken. Binnen zes maan
den had ik mijn green card. Wel moest ik
eerst naar de emigratiedienst in San Fran
cisco voor een gesprek. Van hen kreeg ik te
horen: you broke the law, omdat ik zonder
vergunning werkte. Ik gaf toe dat dit zo
was en vertelde dat het echtpaar dringend
hulp nodig had. 'Well, that's beside the
point, you still broke the law.' Ik bood
mijn verontschuldigingen aan en daarmee
was de kous af.
Ik heb tweeënhalf jaar bij het echtpaar
gewerkt. Ik heb leren verplegen, koken,
skiën en zwemmen. Het gaf me ook de
gelegenheid om rustig na te denken over
wat ik verder in Amerika wilde doen en ik
kon geld sparen om een auto te kopen.
Daarnaast kon ik mijn credit opbouwen,
wat hier heel belangrijk is.
In de huishoudhulp wilde ik niet blijven.
Ik besloot verpleegster te worden. Met dit
beroep zou ik overal ter wereld een be
trekking kunnen vinden, was mijn idee.
Omdat ik niet wist of ik de verpleging wel
zo fijn zou vinden, ben ik onderaan be
gonnen, als hulpverpleegster. Na een cur
sus van drie maanden kon ik werken.
Mijn eerste baan was bij een convalescent
home, waar ik zes maanden heb gewerkt.
De naam klink heel mooi, maar de realiteit
was anders. Het was hard werken voor
weinig salaris. Soms was ik zo moe dat ik
's avonds niet eens meer kon eten. Het
was een goede ervaring te werken met be
jaarden die ten dode waren opgeschreven
en die geen geld hadden om in betere te
huizen te zitten.
Mijn leven na Indië? Dat is een
tijd van ongeveer 45 jaar, een
lange periode om over te
schrijven. Er is heel wat gebeurd
en het brengt heel wat emoties
naar boven. Maar zonder op al te
veel details in te gaan, zal ik
proberen mijn relaas in een
nutshell te vertellen.
Ik ben in 1938 in Medan geboren. Daar
heb ik ongeveer zeven jaar met mijn broer,
zuster en moeder gewoond. Drieënhalf
jaar daarvan in verscheidene kampen, zo
als Pulauberajankamp en Aik Pamienke.
Mijn vader was op transport gezet naar
Thailand, om aan de beruchte spoorlijn te
werken. Hij is op 24 mei 1945 in Chung-
kai overleden. Na de oorlog zijn wij nog
van Medan naar Batavia en Meester Cor-
nelis verhuisd.
Op 11 november 1954 voeren wij met de
Willem Ruys naar Nederland, ons vader
land, en op 2 december kwamen we daar
aan, in Rotterdam. Van Rotterdam vertrok
ken wij per bus naar Limburg, Houtem-
straat in Gerlach, samen met andere Indi
sche mensen. Wat een trieste rit was dat.
Het was somber en mistig en het land zag
er doods uit, omdat er geen bladeren aan
de bomen hingen. De busrit leek wel een
dodenmars.
We kwamen in het donker aan, kregen te
eten en onze kamers werden toegewezen.
De enige verwarming die het pension had,
was waar de bar was, de beruchte pot
kachel. De kamers waren koud en hadden
ook geen warm water. Dat was nog in aan
leg.
Hoewel we het er gezellig hebben gehad,
vertrokken we in januari naar Overveen,
bij Haarlem. Wat een troep was het hier.
Het hotel dat het eens was geweest, was
nu uitgewoond door
Indo's. Gezelligheid
kende men hier niet en
het eten was even ver
schrikkelijk. Het leek
wel de gaarkeuken van
het Japanse kamp, maar
daar heeft mijn moeder
gauw verandering in
gebracht.
Twee maanden later
kregen wij een flat toe
gewezen in Zaandam.
In Zaandam hebben wij
de MULO en de HBS
afgemaakt. Mijn zuster vertrok naar Enge
land om de verpleging in te gaan en mijn
broer trouwde en ging ook ergens anders
wonen. Mijn zuster zit nog steeds in Enge
land. Ze is er getrouwd met een Engelsman
en heeft twee kinderen die werken. Zij is
blank van buiten en bruin van binnen.
Ikzelf ben, na twee jaar in Schotland ge
woond te hebben en na verschillende kan
toorbanen, in juni 1969 naar Californië
vertrokken. Mijn broer en ik zijn bruin
van buiten én van binnen. Mijn moeder is
in de haar toegewezen flat blijven wonen,
tot ze in 1988 overleed na een auto-onge
val.
42ste jaargang nummer 7 januari 1998
19