De Chinees en de Woolworth moessQn Meditations from N. V. HANDEL MIJ. TIO TEK HONG PASAR BAROE WELTEVREDEN Het beste adres voor: SPORT-, JACHT-, MUZIEK-, KANTOOR- en HEEREN- MODEARTIKELEN, PARFUMERIEËN en QALANTERIEEN VUURWAPENS en MUNITIE Ingezonden door mevrouw H. Beekveld-Koopman uit Delft Een Chinees had een piepklein tokootje in Singosari, niet ver van waar wij woon den, in een zijstraat van de hoofdweg naar Malang. De toko besloeg niet meer dan een paar vierkante meter. Er was een deur die toegang gaf tot het slaapvertrek van de familie. In dat vertrek stond één bed, zo groot als een aloon-aloon, waar je kleine Chineesjes kon zien stoeien; het waren zijn kinderen. Als de Chinees er niet was, stond zijn vrouw in de winkel. Het was onvoorstelbaar wat je in dat win keltje kon kopen. Bijna alles wat de bevol king nodig had voor zichzelf en voor de tjikars die ze bezaten. Begeleid door de baboe, kwamen we vaak pepermuntjes of een vlieger kopen. Het tokootje stond tot aan de nok toe vol met van alles en nog wat. Lampjes, olie voor de lampjes, zwepen om de ossen aan te sporen, rokok krètèk, vuursteentjes, aanstekers, stevig zwart touw dat we 'tali doh' noemden, schriften en potloden van een cent, leien, griffels, linialen, haarspel den, veiligheidsspelden, naalden en nog veel meer. De vliegers hingen in felle kleuren aan de deurpost. De gewone waren twee voor een cent, grotere kostten een cent. Rolletjes pepermunt in een stopfles, van die kleine pastelkleurige dingetjes, twee rolletjes voor een cent. Knikkers, de alledaagse en hele mooie, vier voor een cent. De Chinees bezat ware handelsgeest. Hij hield de prij zen laag, dus iedereen kocht bij hem. We vonden het er reuze gezellig. Hij was nog vrij jong, maar na een paar jaar begon hij krom te lopen. 'Waarom?' vroegen wij. Pa, alwetend, vertelde ons dat dat kwam omdat hij elke avond diep voor over gebogen bij de lampoe templek zijn geld zat te tellen. 'Daar krijg je een bochel van', zei Pa. En natuurlijk begonnen zijn klanten hem Tjina Bongkok (gebochelde Chinees) te noemen. Op een goede dag verhuisde hij, toko en al, naar de hoek van onze straat, aan de drukke hoofdweg. Als goede han delsman wist hij dat veel afhing van de ligging van zijn toko. Die was nu ook veel groter, terwijl de prij zen redelijk bleven. Hij werd met de dag krom mer. Ik neem aan dat dat kwam door de goede zaken die hij deed. Toen de oorlog uitbrak, ver lieten we Singosari. Al onze bezittingen bleven in ons huis. Eén van de dingen die ik achterliet, was een hokje met witte muizen waar ik stapelgek op was en waar ik altijd mee speelde, van die hele mooie, witte muisjes. Vlak voor de japanners binnenvielen, gin gen we nog gauw naar Singosari om te redden wat er te redden viel. Het huis was leeg gerampokt. Ook mijn muizen waren weg. Tjina Bongkok zou ze hebben gekocht van de mensen die het huis hadden leeg gehaald en hij zou ze hebben opgegeten! Misschien had hij ze wel verkocht aan liefhebbers, met winst uiteraard. 'Tjina Bongkok soedah kaja', zeiden de mensen. Maar nu Frank W. Woolworth. Als je hier zegt: 'Ik ga naar de Woolworth', dan bete kent dat: de 5 and 10 cent store of gewoon de 5 and 10. In de vorige eeuw was een klant in de win kel door de toonbank gescheiden van alle koopwaar. Achter de toonbank stond een winkelbediende, die je aangaf wat je nodig had. )e kon tawarren, dat hoorde er bij. Frank W. Woolworth werd in 1852 in Rodman, New York, geboren. Hij groeide op in een boerderij, maar het boerenwerk beviel hem niet. Hij verliet de boerderij en vond in de stad een baan als winkelbe diende. Van verkopen had Frank geen kaas gegeten. Hij was wel goed in het tentoon stellen van koopwaar. Op bevel van zijn baas stalde hij op een lange tafel allerlei waren uit, die elk maar vijf cent kostten. Er lagen haaknaalden, spelden, slabbetjes, vingerhoedjes, zeep, mondharmonica's en nog veel meer. De eerste dag was gelijk alles uitverkocht. In Utica, New York, richtte hij in een zijstraat, zijn eerste winkel op: The great 5 cent store, waar de kopers niet meer door een toonbank van de koopwaren waren gescheidden. Dat was iets nieuws, maar er kon niet meer worden getaward, alles was immers vijf cent. In het begin ging het goed, maar er kwamen niet genoeg men sen in die zijstraat en de winkel ging op de fles. Frank had een lesje geleerd: nooit meer een winkel bezitten in een zijstraat. In 1879 had hij een winkel aan de hoofd weg in Lancaster, Pennsylvania. Nu was alles vijf en tien cent, want Frank kon niet genoeg artikelen vinden van vijf cent. De eerste dag verdiende hij 127 dollar, een kapitaal. De rest kwam door hard wer- 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 16