Durbande eerste jaren Op weg naar Zuid-Afrika (slot) keicentra en het wordt nog steeds groter. Onze flat was vlakbij de Stamfordhill Aerodrome, een sportvliegveldje. Midden in de stad waren de winkels of liever to ko's van de Voor-Indiërs aan de ene kant, snelweg en strand aan de andere kant. Mijn man kon lopend naar zijn werk. Er was een kleine hangar, die toevallig het eigendom was van een oud-Hollander, de heer Van der Woude. Het inrichten van de flat werd aan mij overgelaten. Ik moest de stad in om een fornuis te kopen op een bepaald afbetalingssysteem. De maandelijkse af betaling werd samen met je elektriciteit berekend, iedereen kocht op corporation scheme. We hadden nu een tweepersoons ledikant, een kinderbedje en een wieg. Ik was namelijk in verwachting van num mer twee. Verder hadden we nog koffers die als bank dienst deden, onze keuken tafel met vier stoelen, twee opklapbare tuinstoelen voor visite, twee tafeltjes van kistenhout, de oude koelkast, een nieuw fornuis en mijn naaimachine. Die deed goede diensten, want in mijn vrije tijd naaide ik voor anderen om een centje bij te verdienen. Op dinsdag- en vrijdagmorgen kwam een Indiase vrouw aan de deur, die een grote mand met verse groenten op haar hoofd droeg. Bij haar kocht ik het nodige. Ze heette Munimah, maar iedereen noem de haar Mary. Op dinsdag, na haar groen teronde, kwam Mary bij mij strijken. Mary is twintig jaar bij ons werkzaam geweest. Voor de bevalling van mijn tweede kind ging ik naar het Provinciale Hospitaal Addington, vlak aan het strand. )e betaal de daar naar inkomen, lulia werd in dat hospitaal geboren. Ondertussen had mijn man van een collega een oud wagentje kunnen kopen voor twintig pond. Hij knapte dat op en nu hadden we dus De treinreis van Johannesburg naar Durban duurde wèl vijftien uur. Wij ver trokken 's avonds om vijf uur. Met een levendig jongetje van anderhalf jaar was het een lange reis. Geen papieren luiers en potjes gekookt eten voor de kleine. Ook geen geïsoleerde tasjes waar je alles koel in kon bewaren. Ik had daarom alles eerst flink koud laten worden in de koel kast en vlak voor het vertrek in luiers en handdoeken gepakt om het niet te laten bederven in de warmte. Na een rusteloze nacht, met enkele stop plaatsen, reden we de volgende ochtend om zes uur door de Dakensbergen. Prach tig! Het deed me denken aan de Poentjak- pas in de Preanger. Om acht uur arriveer den wij op het hoofdstation in het centrum van Durban. Hier kon je de zee al ruiken, want Durban is om de baai en haven gebouwd. Mijn man's vriend had een hotelkamer voor ons besproken in de Weststreet, een van de hoofdstraten in de binnenstad, die op het strand uit kwam. We hadden net een paar dagen tijd om de stad te verkennen en het strand met de luxe hotels. Daar zag ik voor het eerst weer riksja's, mooi versierd voor de toeris ten. Nu zijn er bijna geen riksja's meer en de strand- promenade is geheel afgeslo ten voor het verkeer en ver anderd in een soort amusementspark. Het was heerlijk om een dagje naar het strand te gaan. )e kon je auto vlakbij parkeren en met de kinderen in de ondiepe zwembadjes, gevuld met zeewater, rond dartelen. Onze verhuiswagen arriveerde en we trokken in onze eerste flat, Camelot, in Durban. De stad herinnert mij aan Bandoeng. De binnenstad is vlak en rondom de haven gebouwd, de buitenwijken liggen een de heuvel. De oudere woningen in de stad hebben prachtige vergezichten over zee en haven. Nu is Durban zo uitge breid met prachtige wijken en grote win- 42ste jaargang nummer 8 februari 1998 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 19