Vlug en Vief in Batavia Dit is een verhaal over mijn voetbalclub in het vroegere Batavia, enkele jaren voor de Tweede Wereldoorlog. De gebeurtenis sen speelden zich af toen wij aan de Madoeraweg woonden. Ik weet nog dat ik iedere dag van vier uur tot half vijf piano moest spelen (oefenen). Beethoven met zijn Menuet had ik al aardig onder de knie. Rats, kuch en bonen lagen nog wat zwaar op de maag. Eigenlijk had ik op dat tijdstip al bij mijn vrienden op het voet balveld moeten zijn. Een buitenstaander zal zich afvragen waar om ik dan niet van half vier tot vier uur piano speelde? Het antwoord is interessant: in de koloniale tijd was het tussen twee en vier uur wettelijke rusttijd. Dan sliepen de heren en dames. Precies om half vijf fiet ste ik razend snel naar ons voetbalveld, om vooral niet te veel te missen. In die tijd was ik zo'n twaalf jaar oud, want ik zat nog op de Paul Krüger II school, in de zesde klas. In onze buurt was een voet balclub genaamd SDO, Samenspel Doet Overwinnen. Het was een goede club met toffe jongens. Hun kleuren waren rood en wit. Ze oefenden en speelden niet ver van onze woning vandaan, zo'n beetje op de plek waar nu het vijf sterren hotel Man darin staat. Om de een of andere reden meende ik een eigen voetbalclub op te moeten rich ten, misschien wel door vriendjes aange spoord. De nieuwe club kreeg de naam VEV, Vlug En Vief. Wit hemd, blauw broekje met zwarte streep aan de zijkanten. Wij oefenden en speelden op een terrein waar ook de Princevlag 's zaterdagmiddags bezig was met marcheren en zo. Dat veld moet in de buurt van het huidige Sari Pa cific Hotel gelegen hebben (ook vijf ster ren, en mijn favoriete hotel sinds 1981). Ook al spande we ons tot het uiterste in, wij (VEV) bleven van SDO verliezen. SDO had intussen elftal 1, II en III opgebouwd. Het tweede elftal konden wij VEV-ers nog wel aan, maar dat was onze eer als VEV-I een beetje te na. Nu had ik een goede vriend, Jaap Wille was zijn naam - zoontje van een hele rijke pief. Hij woonde op de weg tussen de Oranje Boulevard en Matraman (Salemba school), na de spoorbomen een paar honderd meter rechts; verderop links was het CBZ (dat grote ziekenhuis tegenover de CMS). Zijn huis was heel groot, met wel twee of drie verdiepingen. In de achtertuin had den ze een zwembad, een ware luxe voor die tijd. Na het zwemmen trokken Jaap en ik ons terug in de biljartkamer en speel den ons spel met de twee witte ballen en de rode. Nu wilde het geval dat vader Wille goede relaties had bij een bekende Bataviase voetbalclub voor heren (zo van die halve 'proffies'). Ik geloof dat die club BVC heette, Bataviasche Voetbal Club, of zoiets dergelijks. Ze hadden hun standplaats op een hoek van het Koningsplein, met eigen voetbalveld en clubhuis. BVC was een van de beste clubs van Java en concurreerde sterk met de heren voetbalclub VIOS - ik weet echt niet meer waar deze afkorting voor staat (Voorwaarts Is Ons Streven, red.). Hun standplaats was vlak bij ons, aan de Madoeraweg. De heer Wille werd, door zijn zoon Jaap, ingelicht over onze zorgen dat we de wed strijden tegen SDO I maar niet konden Een foto uit het archief van Moesson, ontwikkeld door Preanger Studio in Bandoeng (telefoon: 906). Meer informatie ontbreekt, behalve dat Leo en Theo Weiter er op staan. Wie kan er meer over vertellen? winnen en hij was best bereid ons te hel pen. Via zijn relaties met BVC vond hij de goal-keeper van deze club bereid ons VEV elftal twee keer in de week op het BVC terrein te trainen. Jullie begrijpen dat dit een reusachtige booster voor ons was. De keeper, de heer Mol (als ik het goed heb), was zelfs 'Bondskeeper van Indië'. Ons ledental groeide snel en spoedig had den ook wij drie elftallen. Ik blonk niet uit in het spel, maar als voorzitter en orga nisator genoot ik van onze vooruitgang in de voetbalkunst. Helaas bleef SDO I ons, VEV I, de baas, want die SDO jongens waren niet van gis teren en trainden verwoed door. Ik moet hier vertellen dat SDO en VEV bijna uitsluitend uit totok knapen be stond, van mijn leeftijd en nog wat ouder. Wat gebeurde er nu? Ik had tijdens één van mijn fietstochtjes, in een verre buitenwijk van de stad, Ambonese jongens zien voetballen en zag daar al snel een paar uitblinkers tussen zitten. Toen dacht ik, waarom niet? Er is toch geen verschil tussen rijk en arm, bruin, blank of minder blank? Dus ik kennis maken met de Ambonezen en de betreffende jongens gevraagd lid te worden van VEV. De contributie van VEV was minimaal, maar als dat voor hun te veel was, konden ze ook wel voor niets lid worden. Training door de Bondskeeper, de heer Mol, was natuurlijk een goed lok middel. Ik kreeg ze op mijn hand, drie verdraaid goede voetballers. Ik weet nog als de dag van gisteren dat wij, VEV-ers met ons gekleurde elftal 1, tot grote verbazing van de SDO-ers op het veld kwamen. Ons team was veel beter, dus wij wonnen met glans. Dat hebben de jongens van SDO niet ge slikt. Dit was volgens hen unfair, et cetera. Ja, was dit unfairMisschien wel een beet je, maar ja. Wat zie je vandaag de dag? Spelen de Amsterdammers tegen de Rot terdammers, of zijn het gekochte jongens die legen elkaar spelen? Vaak als ik naar voetbal op de televisie kijk en de kranten er op nalees, denk ik aan mijn vroegere ervaringen op voetbalgebied terug. Zat er toch wat in mijn approachTenslotte is betaalde sport een internationale miljar den-busmess geworden. Pieter Roeloffs 42ste jaargang nummer 8 februari 1998 29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 29